Blauw bloed in de polder (2)
Hoewel kort na de herinpoldering de Kleine Spiepolder voor agrarisch gebruik geschikt zal zijn gemaakt, krijgen we pas vanaf 1684 wat meer duidelijkheid over bewoners. We zullen zien dat de eigendom van deze hoeve zo’n twee en een halve eeuw binnen een familie blijft. Op 26 mei 1683 treedt de onder Zevenbergen wonende Pieter Kornelisse Maten, te Etten in het huwelijk met Neeltje Antonis Pieter Jan Wouters. Beiden zijn geboortig van Etten. Pieter woont voor zijn huwelijk met Neeltje bij zijn vader Cornelis Adrianus Maten (+1703) op het Havermans hoefke tussen de Kapelberg en de Blauwe hoef aan de Zuiddijk. In maart 1684 pacht Pieter De Kapelberg, een hoeve land van 28 bunder zowel zaai- als weiland met huis, schuur, keet en verdere getimmerten, aan de zuidzijde van de Langeweg , eigendom van Rudolf van Arckel, Heer van Burgst. Doch, meerdere bronnen vertellen ons dat Pieter en Neeltje verblijven op de hoeve de Langeweg 74 waar ook zijn broer Cornelis nog woont als pachter van de hoeve van de Prince van Rubempré. Pieter staat in de bronnen te boek als ‘ Pieter C. Maten anders gesegt Alaerts ’. Het overgrote deel van de mensen was de lees- en schijfkunst niet of maar minimaal bij machte. Voor- en familienamen, indien bekend, werden genoteerd zoals het uitkwam . De naam Alearts werd ook toebedeeld aan het nageslacht van Pieter en Neeltje: Cornelis (1684), Maria (1686), Adriana(1689), Antonius (1694-1725), Petrus (1697), Joannes (1700-1700) en Joanna (1703). Naast de hoeve van Rubempré, met ‘sowel saay- als weilant ‘ moet Pieter nog meer land pachten in de omgeving. Pieter is geen lang leven beschoren op de hoeve. In 1708 trouwt zijn vrouw met Jan Peeter Dirven (+1743). Neeltje laat vastleggen in het contract met de Prince van Rubempré en Everbergen, dat mocht zij eerder overlijden, de bruidegom ‘het recht van huure’ behoudt. In 1730 overlijdt Neeltje. De boedelbeschrijving in 1730 vertelt ons dat de levende have o.a. uit 12 paarden en 41 bruine, zwarte en grijze koebeesten bestaat. Slechts twee kinderen uit het gezin zijn dan nog in leven, Petrus en Joanna . Joanna Alaerts huwt in 1735 met Arie Cornelis Quirijnen de Leeuw (+1772), geboren te Wagenberg maar wonend in het Oudland van Zevenbergen. Ze nemen de pacht van de hoeve over. Het echtpaar krijgt drie kinderen : Adriana 1736, Cornelia 1738 en Antonia 1740. Arie is in 1745 weduwnaar. Hij hertrouwt in dat jaar met Adriana Roele Pieterse Damen, wonende te Hooge Zwaluwe. Het gezin wordt verrijkt met vijf kinderen : Cornelis (1750), Josephus (1752-1826), Rudolphus (1755-1795), Antonius (1757) en Petronella (1760). Arie overlijdt in 1772. In 1775 heeft de rentmeester van Maria Josepha Gravinne van Merode en het Heilig Roomsche Rijk, Princesse van Rubempré en Everberg, Marqise van Trelon en zo nog een mondvol, eigenaresse van de hofstede, een geldlening afgesloten. In 1776 moet ze , tot zekerheid van de aflossing, hieraan haar hofsteden aan de Langeweg en de Dwarsdijk als onderpand verbinden. In 1778 trouwt ze op 18-jarige leeftijd met de 16-jarige Charles-Guillaume de Merode-Westerloo. Door dit huwelijk worden familiezittingen samengevoegd en daarmee de rijkdom hersteld. Of dit laatste op de hoeve aan de Langeweg voelbaar en zichtbaar werd, valt te betwijfelen. De zoon van Arie de Leeuw en Adriana Roele Damen, Josephus de Leeuw, trouwt in 1789 met de Terheijdense Joanna Pals (1756-1837) en blijft op de hoeve wonen. Zijn moeder,de weduwe Adriana De Leeuw-Roele Pieterse Damen, vertrekt in 1791 naar Zwaluwe. De laatste drie Leeuwtjes zien het levenslicht op de hoeve: Adrianus (1792) Adriana (1794-1885) en Pietronella (1796-1797). De gebouwen op de hoeve geraken in verval . De pacht wordt niet meer betaald. De Merode-Westerloo ziet zich in 1823 genoodzaakt maatregelen te nemen. Maart 2019