De doopvont staat weer droog

Met de bouw van de paterskerk in 1874 mocht het gehucht Slikgat zich in het vervolg de status van kerkdorp toekennen. Wettelijk heeft het geen enkele betekenis en ook kerkrechtelijk had de paterskerk voor de kerkdorpelingen haar beperkingen in vergelijking met parochiekerken. De gelovigen konden dagelijks terecht in de kerk, de deur stond overdag wagenwijds open, om de H. Missen mee te vieren, te biechten, het Lof bij te wonen, de Lourdesgrot te bezoeken of de H. Kruisweg te lopen.  Doch, voor het toedienen van sacramenten van doop en huwelijk bleven de inwoners aangewezen op een van de drie parochiën waartoe Slikgat behoorde. Tot 1907 moest zelfs met Pasen de parochiekerk worden bezocht. Begraven werd pas vanaf 1960 mogelijk. In de loop van de 20e eeuw werden wel wat meer parochiële rechten verkregen, maar dat ging erg stroef. Vanaf 1929 mag het sacrament van het doopsel toegediend worden in Langeweg. Na veel gebedel weliswaar. Kinderen moesten, uit vrees ongedoopt te sterven, op hun geboortedag gedoopt worden. Vaak ging er een voetreis in de ijzige kou en modder aan vooraf . En dan maar hopen dat er een pastoor of kapelaan thuis was die, zo het hoofd er naar stond, bereid was het sacrament toe te dienen. Telefoon enz. was destijds geen gemeengoed, vaak kwamen peter en meter ongelegen. Mogelijk is dat een van de redenen geweest dat de parochieherders eraan meewerkten het dopen gewoon in Langeweg toe te staan. Aan de noordgevel van de paterskerk werden in 1931 twee kapelletjes aangebouwd door aannemer Matthee uit Zevenbergschen Hoek. Rechts van het toegangsportaal een devotiekapel ter ere van het H.Hart van Jezus, waaraan de kerk was toegewijd, links een doopkapel. Doopkapellen liggen doorgaans links van de hoofdingang en aan de noordkant van het kerkgebouw. Deze ligging heeft een symbolische betekenis . Het noorden is het land van de ongekerstenden,   waartoe ook de pasgeborenen behoren. Na de doopplechtigheid richt men zich tot het priesterkoor, gewoonlijk in het oosten gelegen, van waaruit de geloofsverkondiging plaatsvindt. Inmiddels zijn we wat het dopen betreft weer beland in de jaren voor 1929. De tombe uit 1931 heeft de Tweede Wereldoorlog en kerksluiting in 2013 overleefd. Hij heeft een plaats gekregen in het pandhof van het klooster. Voor het doopsel moeten we weer op pad, niet meer op de geboortedag en niet meer met de benenwagen door de modder en de ijzige kou maar wel met de vraag: Zou er nog een pastor thuis zijn? Maart 2016