De Dorpstraat in 1953

In juli 1953 werd een zevental Langewegse dorpsgezichten op de gevoelige plaat vastgelegd door fotohandel Fazant te Breda. Huisschilder Cees van den Heuvel en zijn vrouw Dina Schouwenaars runden tot in de zeventiger jaren van de vorige eeuw een winkel, gelegen aan het huidige dorsplein. Hier werd naast verf en behang, een breed assortiment huishoudelijke goederen te koop aangeboden en niet te vergeten snoep en drogisterijartikelen. Ook voor de serie dorpsgezichten uit 1953 werd een plaatsje gevonden in de tot het plafond toe volgestapelde voorloper van de huidige grootwinkelbedrijven. Bijgaand een kijkje in de Dorpsstraat. Straatnamen e.d. waren toen nog niet door de gemeenten officieel vastgesteld. Het volk  mocht er zelf iets van maken . Bij de officiële vaststelling in 1954 viel de keus niet op de naam Dorpsstraat. Eigenlijk jammer omdat deze straat met haar winkeltjes en ambachtelijke bedrijfjes, duidelijk het kloppende hart van het dorp was. Rechts, de met vele reclameborden opgetuigde kruidenierswarenwinkel van de familie M. Roovers – Schrauwen, beter bekend als de winkel van Sjel de Spar. De bakfiets verraadt dat er ook nog brood gebakken werd. Links op de voorgrond het gepleisterde uitbouwtje van de herberg van Van Kaam. In 1801 kende Slikgat al een tapper Adriaan van Kaam die, met zijn vrouw Catharina de Kock, herberg hield in de Dorpsstraat. Geertruij Verstijlen , weduwe van een nazaat van Adriaan van Kaam bouwt in 1850 een gedeelte van het huidige pand Zuiddijk 37 en Slikgat is dan weer een herberg rijker. Haar zoon Johannes van Kaam trouwt in 1876 met Antonia Kerremans . Uitbreiding van de herberg kon niet uitblijven nu met de bouw van een kerk op Slikgat ook het aantal huizen en daarmee bewoners wat toenam. In 1925 werd het meest oostelijk gelegen gedeelte met het platte dak aangebouwd als een soort seniorenwoning. Senioren hadden geen zolder meer nodig. Het gedeelte heeft nog steeds een eigen huisnummer. Het echtpaar Van Kaam-Kerremans verkoopt in dat jaar de herberg met inventaris en huis tegen een laag bedrag aan hun zoon Antonius van Kaam . Voorwaarde was wel dat zoonlief tegen de oostzijde van het huis op zijn kosten een vertrek zou laten bouwen waarvan de verkopers het recht van bewoning zouden hebben tot aan hun overlijden en tevens gebruik mochten maken van ‘ de noodzakelijke gerieflijkheden’ van de verkochte woning. Verder werd zoon Antonius verplicht zijn ouders kost, drank, verzorging, geneeskundige hulp en medicamenten te verschaffen en te zorgen voor een passende begrafenis. Om dit allemaal te kunnen bekostigen had Antonius naast de lage aankoopprijs ook recht op de helft van de ouderdomsrente van zijn ouders Antonia en Johannes.  Antonia geeft bij de notaris aan niet te kunnen schrijven. Hoe ze het er van afbracht in geval ze ‘bardienst’ had , zullen we ons wel enigszins kunnen voorstellen. Het echtpaar heeft maar kort van de nieuwe aanbouw kunnen profiteren . Antonia overlijdt in 1926 , een jaar nadien haar echtgenoot. De woning zou nadien nog als atelier gediend hebben voor de kleermaker Gummaris de Koning. Februari 2016