Een kiekje genomen in de zomer van 1965 door pater Sixtus van Drunen
vanuit de Maria School op De Langeweg en dorpsplein met links Cafe Van Gils en bushalte, en rechts de hoeve De Langeweg 19.
Uiterst rechts nog een deel van een verdwenen rentenierswoning
die in 1922 door de familie Van Dongen werd gebouwd.

De Langeweg 19 (1)

Blikkend vanaf ons dorpsplein, is de woning met bedrijfsgebouwen De Langeweg 19, omgeven door het rijkelijke groen een fraaie afsluiting aan de noordgrens van ons dorp. De hoevegebouwen met de aanplant, waarmee eind 18e eeuw een begin werd gemaakt, ontnemen ons het zicht op het daarachter gelegen vlakke polderlandschap dat deel uitmaakt van het Oudland van Zevenbergen. Richten we onze blik naar het gebied gelegen oostelijk van de schilderachtige Hamseweg dan turen we, bijna onbegrensd, naar een plat, rechtlijnig, met zware moderne infrastructuur opgevuld polderlandschap. In de groeiseizoenen van het jaar doet het allemaal wat warmer aan dan in het najaar en de winter. Ooit was sprake van het omgekeerde; zoals we hebben kunnen lezen in voorgaande de artikelen lag oostelijk van de Hamseweg tot ongeveer 1955 de Hoeve van Cabauw met zijn golvende weilanden, boomgaard , boerenwoning en bedrijfsgebouwen. De hoek westelijk van de Hamseweg was tot eind 18e eeuw een open landschap , onderbroken door een rij knotwilligen die er voornamelijk wortelden voor de brandstofvoorziening voor de boer en de dorpelingen. In 1796 werd ene Adriaan van Dongen ( 1760-1839) voor het eerst aangeslagen in verband met de bouw van een “boerenwoninge’’ aldaar. Adriaan werd geboren op de Hoeve van Cabauw als zoon van Johanna A. Senssen ( Vincenten) en Michiel van Dongen. Hij erfde van zijn ouders ruim 35 bunder land gelegen aan de westzijde van de Hamsche weg, achter de nieuwgebouwde boerenwoninge. In 1804 kocht hij zaailand aan de Pootweg en Lamgatsedijk en in 1806 vier bunder wei- en zaailand aansluitend op zijn grond aan de westzijde van de Hamscheweg , tegen de Hoge Zeedijk, vanouds genaamd De Saan, afkomstig van de erven van Nicolaas Nelemans op de Noord. Drie generaties Van Dongen zouden de hoeve tot 1922 bewonen. De familie heeft niet alleen het gehucht Slikgat tot het dorp Langeweg zien uitgroeien, ze heeft die wording bovendien op verschillende manieren bevorderd. De familie Van Dongen woonde niet alleen dichtbij het gehucht, ze leefde met de bevolking mee en stond er niet zo ver vanaf als de, vaak uit een andere streek afkomstige, (pacht)boeren die daarbij doorgaans van protestantse huize waren. Adriaan ijverde als gemeenteraadslid vanaf 1821 voor een onderwijzer ten behoeve van de Slikgatste jeugd. Na zijn benoeming vond de schoolmeester, bij gebrek aan een woonhuis, bijna tien jaar onderdak bij boer Van Dongen. Zelfs het schoolgeld werd bij de boer Adriaan in bewaring gegeven. Adriaan van Dongen trouwde in 1799 met Helena Begga Thomas de Wit (1774 -1817), een boerendochter uit Kladde (bij Halsteren). Ze huwden in gemeenschap van goederen. Helena Begga baarde de kinderen Michael Thomas (1801-1801), Johanna Catharina ( 1803-1836), Catharina Johanna (1805-1836), Adriana (1807-1898), Thomas Michael (1808-1810), de tweeling Michiel (1810-1848 ) en Anna Cornelia (1810-1820) en Thomas (1812-1890). Als u de geboorte- en sterftejaren eens goed bekijkt ziet u dat zo’n gezin veel moest doormaken. Dochter Johanna C. trouwde in 1823 met Jacobus Hendrikszn. Gelens van Hokkenberg (1800-1856). Na hun huwelijk pachtte hij de hoeve van de Merode-Westerloo aan de Langeweg (huidig huisnummer 74). De twee kinderen die geboren werden bleken niet levensvatbaar. Eind 1826 werd de hoeve verlaten om zich te vestigen in het dorp Terheijden. Jacobus H. kwam aan de kost als tolgaarder, tapper, trekker van schepen en in Terheijden zou hij met Catharina een winkel gedreven hebben. Op weg naar Leiden is hij op het jaagpad overleden. De waarde van zijn achtergelaten bezittingen bleek ontoereikend om zijn begrafenis te bekostigen. Dochter Catharina J. van Dongen trouwt in 1831 met Johannes Damen landbouwer onder Klundert. Een jaar later trad dochter Adriana in het huwelijk. Deze keer geen boerenzoon als bruidegom maar de 28- jarige bakker Johannes de Hoog die haar meenam naar zijn bakkerij in Geertruidenberg. Als knechten werkten in de loop der jaren op de hoeve o.a. Pieter Gelens, Teun Winde, Michiel Brans, Laurijs de Reyer, Adriaan en Rumoldus Vermeulen. Als dienstmeid woonden daar Maria Vissere, Maria Herlemans en Dingena Dingemans. Zoon Michiel of Thomas hadden in de klompen van vader Adriaan kunnen stappen. Maar het liep allemaal anders. Hun moeder Helena Begga stierf in 1817 met een levenloos kind in het kraambed. De bijna 60-jarige weduwnaar Adriaan hertrouwde in 1819 met 28-jarige Jacoba Hermus (1791-1843) , boerendochter uit Klundert. Alvorens de huwelijksvoltrekking plaats zou vinden moest de notaris een en ander op papier zetten want ze wilden huwen op gescheiden goed. In november werd een inventaris opgemaakt van alle roerende en onroerende goederen, schulden, lasten en tegoeden op de hoeve van Adriaan van Dongen. Inventarissen kunnen veel vertellen over de welstand van, in dit geval, bruidegom Adriaan. Joanna Spangers-Beljaars, in het dagelijks leven herbergierhoudster tegenover de hoeve en Pieternella Nelemans van Lisdonk boerin aan De Langeweg, hielden zich twee dagen bezig met het beschrijven en schatten van de inboedel in de boerenwoning. In de woning bevonden zich een keuken en kamer met uitzicht op de bloemhof en De Langeweg, een voorhuis met uitzicht op de boomgaard, een opperkamertje met daaronder een kelder, een zolder en een karnhuis met karnmolen. Hun echtgenoten namen de rest van de te taxeren goederen voor hun rekening : de bakkeet, de schuur met ingebouwd wagenhuis, de werf en de wei- en akkerbouwpercelen met eventuele nog te oogsten produkten, het was immers half november. De veestapel bestond uit dertien paarden, achttien koeien, zes varkens, 34 hoenders , vijf ganzen en een windhond. Naast de 35 bunder aan de Hamsche weg beschikte Adriaan over percelen in Krauwelsgors en de Schenkeldijkse polder. Van Dongen stond er goed voor dus het huwelijk met Jacoba Hermus werd bezegeld. Jacoba en Adriaan breidden het gezin uit met Leonardus (1821-1858), Sebastiaan (1822-1912) en Helena Begga (1826-1864). Vader Adriaan overleed in mei 1839. Zijn kinderen van het eerste bed konden nu hun erfdeel opeisen. Zijn dochters van het eerste bed waren het huis al uit evenals zoon Thomas die in 1836 werkt als bierbrouwersgezel te Oosterhout, Dongen en in 1850 in Roosendaal. In 1860 woonde hij in bij Dingena van Gastel, winkelierster te Zevenbergen. Hij overleed in 1890 bij Dingeman Barel, herbergier aan de Zuidhaven te Zevenbergen. Zoon Michiel zou in 1839 de nieuwe boer kunnen worden op de hoeve van zijn ouders. Hij was toeziend voogd over de kinderen van zijn stiefmoeder en overleden vader. Nog geen vier maanden na zijn vaders dood trouwde hij met de Klundertse boerendochter Antonetta Hermus(1813-1883). Korte tijd woonde het jonge paar in bij stiefmoeder Jacoba. Haar drie kinderen waren nog vrij jong. Adriaan en Rumoldus Vermeulen deden het zware werk als dienstknecht. In 1841 moest Jacoba een flinke hypotheek afsluiten met als onderpand de hoevegebouwen met ruim vijftien bunder grond ten westen van de Hamsche Weg. De rentebetaling aflossing van deze lening moest jaarlijks gebeuren ten woonhuize van medicine doctor Neels te Breda ‘ in gouden of zilveren Nederlandsche of Oudhollandsche geldspecie, in geene mindere muntstukken dan 25 centen en geen papieren geld en staats- of andere publieke effecten die in omloop zijn’. Jacoba is deze leninggever niet vaak meer onder ogen gekomen want zij overleed 1843 . Een jaar eerder hield Michiel van Dongen het op de hoeve aan De Langeweg voor gezien. Met zijn kindsdeel en vrouw vertrok hij naar een boerderij aan de Voogdeweg en daarmee kwam een einde aan het verblijf van de eerste generatie Van Dongen van het eerste bed op de hoeve aan de Langeweg. De kinderen van Jacoba van Dongen Hermus bleven achter op de hoeve aan De Langeweg. Van de oudste zoon Leonardus weten we alleen dat hij penningmeester was van de Oudlandsche Polder en in 1858 ongehuwd stierf in zijn geboortehuis. Dochter Helena Begga zal het huishoudelijk werk van haar moeder overgenomen hebben. Als ze de dertig bijna gepasseerd is, komt haar ware liefde om de hoek kijken. Ze wilde haar erfdeel hebben en daarom werd op 10 januari 1856 ongeveer vijftien bunder grond achter de hoevegebouwen vervreemd aan de Antwerpse grondeigenaar Baron Florentinus Joannes de Borrekes gehuwd met Josephe du Bois. Op 7 mei werd de rest van de roerende en onroerende goederen tussen Helena Begga en haar twee broers verdeeld. Broer Sebastiaan werd eigenaar van de hoevegebouwen en enkele aangrenzende percelen want ook hij had trouwplannen. Leonardus en Helena Begga kozen voor geld. Een dag later trouwde Helena Begga met de 24 jarige Godefridus Boelen, landbouwer te Rijswijk en verliet de hoeve. Na twee maanden kwamen ze nog eens op bezoek; het was feest want de hoeve had weer een boerin; broer Sebastiaan trouwde met Johanna Crillaerts (1828-1914) uit Zevenbergen.
februari 2024