De pater achter het rode kruisje

Met de herdoop van paoterswaaike tot kleine koer op zaterdag 9 januari jongstleden hoop ik dat een stukje Langewegse geschiedenis weer is blootgelegd en tevens vastgelegd voor de toekomst. Bij deze gelegenheid kwam terloops weer een heel klein stukje verleden naar boven waar veel van onze dorpsbewoners nooit bij stilgestaan hebben . Dat aan enkele rode bakstenen een stukje geschiedenis zit, is misschien wel gezocht maar het interessante zit hem nou juist vaak in de kleinste dingen. Op de foto zien we links de seminariekapel uit 1917 en rechts , op de grens van kleine en grote koer de vleugel , de zogenaamde oostbouw, in 1930 loodrecht gebouwd op het bestaande seminarie. Het kolossale trappenhuis werd zo gebouwd dat een volgende uitbreiding hierop zou aansluiten . Zover is het niet gekomen. Bij een vraag naar de functie van het gebouw dat nog gedeeltelijk aanwezig is op de grens tussen kleine en grote koer, merkte ik , tot verbazing van de aanwezigen op , dat de eerste steen van dit gebouw nog duidelijk zichtbaar aanwezig is. “Dat ik dit na 60 jaar nog nooit gezien heb !” merkte een van de aanwezigen op. In de oostgevel , ongeveer midden onder het grote raam, bevindt zich nog een eenvoudig, uit rode bakstenen samengesteld kruisje. Geen begeleidende hoogdravende teksten en een eerbiedwaardige eerste steenlegger, nee, een en al bescheidenheid en eenvoud, typisch capucijns. Aan die enkele stenen zit een stukje geschiedenis. Ze werden op 11 november 1930 op een zonnige namiddag , in aanwezigheid van de hele seminariebevolking, ingemetseld door de directeur van het klein-seminarie, pater Maximilianus van Dun . Wie was nu eigenlijk die pater Maximilianus ? Pater Maximilianus werd in 1884 geboren te Moerdijk alwaar zijn ouders een boerderij annex herberg exploiteerden. Hij doorliep van 1899 tot 1904 het Seraphijns Seminarie van Slikgat en werd in 1911 gewijd tot priester (-capucijn). In 1915 werd hij professor, zo noemden ze dat destijds aan een seminarie, in Langeweg. Als priesters werden benoemd aan een seminarie dat streefde naar deelname van hun leerlingen aan het staatsexamen gymnasium, moesten docenten een opleiding voor een middelbare akte gaan volgen. Maximilianus behoorde in 1912 dan ook tot de studenten van het eerste uur van het Mollerinstituut in Den Bosch , de latere R.K. Leergangen, nu bekend onder Fontys Hogescholen. Maximilianus, de Max in de wereld van de capucijnen, ging hier bij dr. Moller Nederlandse Taal en Letteren studeren. Hij werd , terwijl hij sinds 1915 al in Langeweg aan het seminarie verbonden was, in 1919 vervanger van dr. Moller aan de R.K. Leergangen . Dit moet het bestuur van de Nederlandse capucijnenprovincie wat te ver gegaan zijn. Capucijnen hadden gekozen voor een Franciscaanse kloosterleven en geloofsverkondiging in binnen en buitenland. Wetenschapsbeoefening stond op een lagere plaats. Diverse capucijnen hebben wel gewerkt aan de R.K. Leergangen als docent , doch op hun roeping als capucijn en de daaruit voortvloeidende werkzaamheden moest de nadruk blijven liggen. Ondanks deze pas op de plaats , zou Maximilianus uitgroeien tot een bekend literator. Terwijl hij op het seminarie de leerlingen vermaakte van Van Meurs’ Kriekende Kriekse tot de Griekse tragedies van Dante, bestudeerde, ontcijferde en vertaalde hij o.a.vermaarde binnenlandse en buitenlandse literatuur uit de Middeleeuwen, werd een van Nederlands grootste Vondelkenners en stelde bloemlezingen samen ten behoeve van het Nederlandse literatuuronderwijs . Van 1925 tot 1931 was hij directeur van het klein-seminarie te Langeweg. Niet alleen was hij nu een herder voor de studenten, ook op de speelwei naast kerk en seminarie hielden de schapen van de familie van Dun uit Moerdijk de grasmat kort en vruchtbaar. In 1942 werd hij benoemd tot lid van de Maatschappij der Nederlandse Letterkundige. Vanwege zijn vele publicaties werd hij in 1954 tot erelid benoemd van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal en Letterkunde en verleende de Katholieke Universiteit van Nijmegen hem in 1958 een eredoctoraat. En alsof het niet op kon benoemde de koningin benoemde hem in 1963 tot Officier in de orde van Oranje Nassau. Op 9 april van dat jaar is pater Maximilianus nog een keer in Langeweg geweest bij gelegenheid van een uitvaart van een medebroeder. Hij moet die eerste steen gepasseerd zijn . Zal hij er nog bij stil gestaan hebben , zo’n klein monumentje ? Zouden er zijn verdiensten in gebeiteld zijn dan zou het hem zeker opgevallen zijn. Enkele maanden later verwisselde hij het tijdelijke voor het eeuwige in het klein-seminarie van de capucijnen te Oosterhout. Maar zijn eerste steen zit er nog tot op de dag van vandaag , ga maar eens kijken. Januari 2016