Een deel van de Langewegse schooljeugd gefotografeerd bij de openbare school, 19 augustus 1915

De schoolbel zwijgt  (deel 1)

Met de afsluiting van het schooljaar 2021-2022, kwam een eind aan zo’n twee eeuwen aaneengesloten basisonderwijs in ons dorp. In augustus 1823 kenden de gemeentebesturen van Terheijden en Zevenbergen Slikgat een subsidie toe om daarmee, een nu officieel erkende openbare school voor lager onderwijs in stand te houden. Uit die openbare school zijn in de loop van de twintigste eeuw twee scholen voor Rooms Katholiek lager onderwijs in de plaats gekomen: In 1913 de Maria School voor meisjes en in 1925 de Sint Jozef-School voor jongens. In de zeventiger jaren van de vorige eeuw groeide het besef dat gezinsverdunning en de indeling van ons dorp in (woning)groeiklasse 0 van invloed zou kunnen zijn op het aantal schoolgaande kinderen. Het samengaan van de twee bestaande bijzondere scholen en de bouw van een nieuwe kleuterschool Ons Stedeke in 1971 waren al tekenen aan de wand dat het leerlingenaantal daalde. Dat werd nog duidelijker toen na de bouw in 1977 van de nieuwe Maria School aan de Kloosterlaan, Ons Stedeke na enkele jaren overbodig werd. Voor de kleuters was voldoende ruimte in de nieuwe Maria School, ondanks het feit dat deze laatste inmiddels was samengevoegd met de Sint-Jozef School. Dankzij protesten van de bevolking werd het groeiklassenbeleid enigszins verzacht, hetgeen met veel moeite leidde tot wat nieuwbouw. Tijdelijk leverde dat meer leerlingen op maar langzaam raakte de voorraad toch uitgeput en pakten donkere wolken zich samen boven de school. Naarmate een dreigende sluiting werd aangevoeld begon het klachten te regenen vanuit de bevolking richting schoolbestuur en overheid; een basisschool is het hart van een dorp, als je dat hart sluit is het dorp dood. Overigens, het openen en vervolgens na enkele decennia weer sluiten van basisscholen, beperkt zich niet tot kleine dorpen. Ook in grote oude en nieuwe stadswijken zien we dergelijke ontwikkelingen. Misschien is het achteraf nog wel meegevallen. Voor de bewoners die geen schoolgaande kinderen hebben, verliep de sluiting, wat geruisloos; ze merken er niets van, buiten dat de bel het zwijgen was opgelegd. Maar voor de ouders is het een tijdrovende en zorgelijke opgave om hun kroost dagelijks aan een ‘vreemde’ veraf gelegen school toe te vertrouwen. Een van de voordelen is wel dat de overgang naar het voortgezet onderwijs in een andere plaats niet zo moeilijk zal zijn. Maar, ik zeg u, er is nog hoop! De geschiedenis herhaalt zich, wordt weleens gezegd en voor de huidige jeugd is het te laat , maar in 1807 deed zich eenzelfde teleurstelling voor op Slikgat, getuige de brief van schoolopziender in het tweede schooldistrict in het Departement Braband (inspecteur zouden we tegenwoordig zeggen) A. Oomen , wonend op de Beek. Hij richtte zich middels een schrijven tot het gemeentebestuur van Terheijden, waarvan ik u de letterlijke tekst voorleg. Dus let niet op de zinsbouw, het woordgebruik en de spelling want daarvoor golden in die tijd nog geen of andere regels:
Aan het gemeentebestuur van Terheijden

Mijne Heeren,

Zeker persoon, zich noemende Aart Cornelis Jacobs, geboren op de Made, oud 33 jaaren en thans wonende onder Zwaluwe, heeft zich heden aan mij geadresseerd, verlangende authorisatie tot het waarnemen van eene zogenaamde node- of bijschool op het gehucht Slikgat onder Terheijden; hoezeer hij mij verklaarde tot deze bediening door enige landlieden aanzocht te zijn, schijnt hij evenwel daar toe weinige of gene bekwaamheden te bezitten. Reeds enige dagen tevoren was een inwoner van deze buurt bij mij geweest, zich beklagende dat de kinderen aldaar genoegzaam van alle onderwijs beroofd waren, terwijl het hen schier onmogelijk was dezelven naar de naastbijgelegen scholen te zenden. Deze onmogelijkheid of bijna onoverkomelijke zwarigheid steunde eensdeels op den afstand van omtrent een uur gaans van de naaste school en anderdeels op den ellendigen staat der wegen in het winterseizoen die veeltijds voor kloeke en sterke mensen naauwelijks bruikbaar zijn. Schoon ik bekennen moet met deze locale gesteltenis niet genoegzaam bekend te zijn; echter schijnt mij dezelve genoegzaam gegrond, om alle aanmerking te verdienen, te meer nog, daar het, met aanzien van den stand der ingezetenen aldaar, meer dan waarschijnlijk is, dat het voornaamste onderwijs der kinderen zich tot den tijd van eenige wintermaanden zal bepalen. Men is reeds tevoren bedacht geweest om deze zwarigheden te ontwijken, dewijl er, zoo ik thans verneem er eene school heeft bestaan die maar sedert een jaar haar aanwezen heeft verloren. Van de hoedanigheid dezer school kan ik niets zeggen, verwijl ik daar van destijds geene hoegenaamde kennis van heb gedragen. Dan, hoe het onderwijs daar ook moge zijn geweest, het is zeker dat de ingezetenen aldaar het verlies daarvan betreuren en vuriglijk verlangen hetzelve hersteld te zien. In de daad Mijne Heeren, wil men aldaar de aankomende jeugd in de beste leerjaren niet grootendeels zien verwilderen, zo worden de ouders in de onvermijdelijke noodzakelijkheid gesteld, van hunne kinderen naar buitenscholen te zenden, iets het geen voor sommigen ondoenlijk en voor anderen altijd min of meer bezwaarlijk en kostbaar valt; hier bij komt nog dat dit zelden geschied voor dat de kinderen tot die jaren gekomen zijn, wanneer alreeds hunne besten leeftijd is verloopen. Er behoort dan, mijns achtens, een School te zijn en een Meester die geschikt is om een doelmatig onderwijs te geven, en de publieken opvoeding, die hem wordt toevertrouwd, naar behoren te betrachten. Maar nu is de vraag, of het mogelijk is dat men voor het genot der eventuele Schoolgelden die de kinderen maandelijks of in andere termijnen aanbrengen, en die op het hoogste gerekend, nog geen schraal bestaan voor eenig persoon opleveren kunnen, iemand vinden zal, die voor deze taak van zoo veel belang, eenige talenten en wetenschap bezit ? Ik durf uwlieden te verzekeren van neen. Het is om alle consideratien dat ik mij verpligt acht om uwlieden vrijmoedig voor te stellen, of het niet zou kunnen gevonden worden, dat aan een Schoolmeester op het Slikgat, behalve het vrij gebruik van een schoolvertrek een jaarlijks douceur of traktementje van f 60,- of meerder wierde toegelegd ? Op deze voorwaarde zal het misschien mogelijk zijn iemand op te speuren, die tenminste eenigermate voor de post berekend is; en daar ik onderricht ben, dat een gedeelte der inwoners van voormeld gehucht onder de jurisdictie van Zevenbergen ressorteert, zou mogelijk naar mijn inzien, deze schikking gemaakt worden met concurrentie van het Gemeentebestuur aldaar; waar door dan deze zoo noodige voorziening zonder eenig van beide zijden noemenswaardig bezwaar haar beslag zou kunnen krijgen. Mij verlatende op uwlieden bekende genegenheid om het heil van het Schoolwezen ten dienst te staan, verlang ik alleenlijk van uwlieden intentie ten dezen aanzien, zo dra mogelijk geïnformeerde te worden, terwijl ik intussen met de meeste hoogachting ben.
Mijne Heeren,
Beek onder Hage , 22 november 1807 Uwlieden onderdanige Dienaar A. Oomen

September 2023