De schoolbel zwijgt (deel 2)
De schoolopziender geeft in zijn verzoek aan het gemeentebestuur van Terheijden toe , niet op de hoogte te zijn van het bestaan en de hoedanigheid van het inmiddels verdwenen schooltje op Slikgat. Hij kwam er nooit omdat het geen door de gemeente erkend schooltje was onder toezicht van een schoolopziender. Maar dat het allemaal niet zoveel voorstelde, moet hem niet vreemd zijn geweest; een huiskamer of schuurtje met enkele kinderen, een oude tafel met wat stoelen, waar dan getracht werd, zo goed en kwaad als het ging, de beginselen van de schrijf-, lees- en rekenkunst bij te brengen. Het was niet veel meer dan de opgroeiende kinderen van de straat te houden ten voordele en ten dienste van de ouders. De zorg voor hun jonge kinderen en het buitenshuis werk op het land zullen bitter weinig moeders voldoening gegeven hebben. Het was allemaal armoe troef. Schoolverzuim was aan de orde van de dag doordat kinderen een deel van het jaar onmisbaar waren op het land van de boer. Schoolgeld kwam amper binnen, noch van de ouders, noch van overheid. In de wat grotere dorpen kon de schoolmeester zijn karige inkomen nog wat aanvullen als koster, voorzanger of organist in de plaatselijke een kerk. Maar aan dat laatste ontbrak het destijds nog op Slikgat. Wat de schoolopziender wel wist was dat Slikgat onder twee gemeenten was gelegen. De school aan de Slikgatschen dijk werd ook bezocht door kinderen uit het Zevenbergs deel. Hij raadde het gemeentebestuur van Terheijden daarom aan, de buurgemeente Zevenbergen te betrekken in deze kwestie en dan zou hij er later wel van horen. 10 december 1807 liet het gemeentebestuur van Terheijden een schrijven uitgaan aan het gemeentebestuur van Zevenbergen: Van de School Opziender in dit district is ingekomen de Missive geschreven op den Beek den 22e November 1807 laatst leden van welk copie hier nevens voege met voorstel om des wegens met den anderen te confereeren, verzoeken dat van uwe zijde daer ten dag en plaatze werden opgegeven ten einden aan de Heilzamen pogingen van de heer School Opziender ten dienst der ouderen om ter nutten der Jeugd behulpzaam te zijn. Hier op uwes antwoord inwachtenden, blijven intusschen uwe vriend nabuurlijk Saluut met alle achting, Uwe Goede Vrienden van het Gemeentebestuur van Terheijden. De inkt was nog niet droog of Het Gemeentebestuur van Stad en Lande van Zevenbergen diende op 14 december de goede nabuurlijke vrienden van repliek: Aan het Gemeentebestuur van Ter Heijden, Mijn Heeren ! Hoe zeer ingenomen met de heilzame intentie van de Heer School Op Ziender A. Oomen om het onderwijs der jeugd allerwegen zooveel mogelijk te bevorderen, kunnen wij nogtans met het voorstel, vervat bij uw lieder gevende de datum van 10 dezer maand , ons niet conformeeren uit hoofde der tot stand gebragte School op den Hoek onder deze Jurisdictie, door het oprigten eener andere, aan of bij het Slikgat, niet weinig zouden komen te lijden en men alzoo , ten opzigte van eerstgemelde school, welligt zoude komen in het geval, waar voor Den Heer Schoolopziender, ten aanzien van eene (casu quo) aan of bij het Slikgat op te rigten school, met zeer veel redenen bedugt is. Wij blijven met vriend nabuurlijk Saluut, en alle achting. Mijn Heeren, uwe goede vrienden van het Gemeente Bestuur der Stad en Land van Zevenbergen. De school op Slikgat nieuw leven inblazen bracht het voorbestaan van de school op Den Hoek dus aan het wankelen. Het was toen niet veel anders dan op de dag van vandaag: het draait niet in de eerste plaats om de kinderen maar om de centen ! Of Slikgat er zich nu bij neerlegde en het grut met de benenwagen over de slijkwegen naar een school elders stuurde, valt te betwijfelen. Het streven naar een eigen schooltje bleef in ieder geval een grote wens; in 1821 diende raadslid en landbouwer Adriaan van Dongen namens inwoners van Slikgat een verzoek in tot ‘bekoming van een onderwijzer op Slikgat’. Stap voor stap keerde de school terug. De gemeenteraden voteerden in 1822 elk 33 gulden voor meester Pieter In de Wei (1779-1848) ‘mits dat daaronder begrepen zij de verwarming van de school in de winter’. De schoolmeester woonde in bij Van Dongen aan de Langeweg. Het schooltje begon te draaien en werd in 1823 als bijschool erkend. Tot 1824 stelde een inwoner een vertrek beschikbaar. De bevolking zag zich genoodzaakt de gemeentebesturen te benaderen voor een behoorlijk schoolvertrek. Voorlopig trok meester In de Wei met zijn aanhang, dagelijks door het dorp van het ene huis naar het andere, op weg naar wijs- en geletterdheid. Toen eenmaal een vast honk gevonden was , bleek het te klein. Gelukkig had Slikgat de tijd mee. Koning Willem I hechtte veel waarde aan onderwijs: Na zeven jaar bedelen legde Pieter In de Wei op 19 augustus 1830 de eerste steen voor een onderwijzerswoning met lokaal aan de Slikgatse dijk op de plaats waar tot 1980 het speelplein van de Sint-Jozefschool lag. Met de rust van de schoolbel was het gedaan, hij zweeg niet langer. Bijna 23 jaar was de klepel doodstil en geduldig blijven hangen. Als wij het geduld van de klepel krijgen dan zou over 23 jaar …………. Vult u zelf maar in!
Oktober 2023