Op de foto de zusters met de Oostenrijkse kinderen in 1922: Vooraan v.l.n.r. Maria Landrichter, moeder Arnoldine, Elisabeth Landrichter. Achteraan v.l.n.r. Zuster Firmina van de bewaarschool, zuster Agnita van de naaischool, zuster Ludovica van de naaischool, zuster Judoca , kokkin, zuster Jacobi, hoofd der school

De zusters Franciscanessen van Veghel  (2)

Prins Jean d’ Arenberg , schenker van de grond voor school en klooster, werd verzocht de patrones van het klooster aan te wijzen. Het werd Maria, ter gedachtenis aan zijn moeder Gravin Maria de Merode. Het zusterhuis kreeg officieel de naam : Het huis van O.L.Vrouw Onbevlekt Ontvangen. Ze is tevens patrones van de congregatie. In de nis boven de voordeur van het klooster werd het nog steeds aanwezige betonnen beeld van de patrones geplaatst. Het klooster stond ook wel bekend onder de naam Mariagesticht. Ook de school werd onder het patronaat van Maria gesteld. De bouw van klooster en school werd bekostigd door de Langewegse bevolking, de verdubbeling van het kerkstoelengeld en weldoeners buiten het dorp. Het klooster werd in eigendom overgedragen aan het Congregatiebestuur van Veghel. De school bleef tot aan de verkoop aan de gemeente Zevenbergen in 1978, eigendom van de in 1919 opgerichte Mariastichting. Deze stichtingsvorm was een voorwaarde om voor rijkssubsidie in aanmerking te komen ten behoeve van de uitbreiding van het schoolgebouw met twee lokalen aan de oostzijde. Aanvankelijk was er een zuster voor het kleuteronderwijs, een zuster hield zich vooral bezig met handwerken op de naaischool,  een zuster voor huishoudelijke taken, een zuster aspirant-onderwijzeres, een zuster werd hoofd van de school en een zuster moeder-overste. Tot april was, bij gebrek aan onderwijsbevoegde zusters, Maria Prinsen uit Nuenen  hoofd der school. Ze woonde in bij de familie Melissen aan de Kerkpad. Vaak was het hoofd der school ook moeder-overste van de plaatselijke communauteit.  Vooral in de beginjaren waren deze functies strikt gescheiden. De eerste tijd van hun verblijf te Langeweg hield een zuster zich ook wel bezig verpleging, het waken bij zieken en het afleggen van overledenen. De communauteit werd soms ook aangevuld met een zuster die naar Langeweg kwam voor de rust. Ook was het zusterhuis vaak een onderdak voor een aan de Mariaschool verbonden lekenonderwijzeres. In geval van nood werden ook kinderen tijdelijk in het zusterhuis opgevangen. Zo arriveerde in 1917 de te Oudenbosch geboren minderbroeder, pater Van den Bom,  met de eerste dertig zogenaamde Oostenrijkse kinderen in Nederland. Ze werden ondergebracht in gezinnen te Oudenbosch, Etten-Leur en Langeweg. Na zijn overlijden in 1919 werd zijn werk voortgezet door het R.K. Huisvestigscomite  te ’s Hertogenbosch. In 1922 ontfermden de zusters zich over een ondervoede tweeling uit het Oostenrijkse Oberhollabrun, de parochie waar pater Van den Bom pastoor was geweest. Maart 2018