Foto van omstreeks 1970
v.l.n.r. Wim Kortsmit, Wim Kapitein, Ad van Nispen, Frans van Alphen junior, Hennie Vos, Jan van Nispen,
Kees Verwater, Frie Kortsmit, Piet van Alphe, Rinus de Wild en Frans van Alphen, de ziel van de vereniging.

Hand- en kruisboogverenigingen schoten als paddenstoelen uit de grond (2)

Piet Schuurmans was inmiddels uitbater  van  de herberg van zijn schoonvader  Lucas  van Steenhoven.   Sebstiaan van Dongen  stond de vereniging een terrein af aan de overzijde van de Langeweg. De schietbanen werden verlegd maar  Schuurmans  had bij de inmiddels  ontmantelde   ‘ tuin met den doel’, nog een moestuintje.  Ondanks aandringen van  pater gardiaan, weigerde Schuurmans  mee te werken.  Pater Antoninus  voelde zich toen genoodzaakt,  met enkele arbeiders van Cornelis Wijtvliet  ,Schuurmans laatste veldvruchten te plukken  om zo het terrein verder bouwrijp te kunnen maken.  De kruisboog heeft veel papier aan flarden geschoten maar weinig papier vuil gemaakt aan het wel en wee van de club.  Zoals bij veel verenigingen ging het vooral om ontspanning;  in de roos schieten kwam op de tweede plaats.  In de bezettingsjaren werden  pijlen en  bogen opgeborgen.  De bezetter verbood vrijwel  alle verenigingen die niet waren aangesloten bij de zogenaamde Kultuurkamer,  in het openbaar op te treden.  Er zat niets anders op dan een wapenstilstand die  tot  augustus 1945 zou duren.  In die maand werd  KRUISBOOGVERENIGING GILDE  “ ST. SEBASTIAAN”  opgericht met als doel  de leden in hun vrije tijd een nuttige en aangename ontspanning  te bieden.  Aan de noordkant van de speelwei van het kleinseminarie,  schuin tegenover de H.Hart-kerk,  werden drie schietbanen aangelegd.  Hoewel  beweerd wordt dat deze vereniging  in het leven geroepen werd door  het bestuur van de Katholieke Arbeiders Beweging,  zwijgen de notulen van de KAB hierover. Dat sluit niet uit dat het idee niet ontstaan zou kunnen zijn binnen de KAB;  niet alles werd zo belangrijk geacht om schriftelijk vast te leggen.  Wat op papier rest is een reglement  waarin bepaald wordt dat de vereniging  werkende en rustende leden kent. Hoewel het niet zwart op wit staat gaan we er maar vanuit dat vrouwen met pijl en boog nog ergens in het paradijs waren achtergebleven.  Aan het hoofd van het bestuur van vijf leden stond de hoofdman. De doelman maakte ook deel uit van het bestuur en had als taak toe te zien op naleving van het reglement op het schietterrein.  Iedere eerste maandag van de maand werd een algemene vergadering belegd en in februari de  jaarvergadering. In de schietmaanden was  er voor iedere vergadering een verplicht schietuur.  Op die vergaderingen werd ook gestemd over nieuwe leden . Zij moesten minstens  16 jaar oud  zijn en  tweederde van de uitgebrachte stemmen behalen om toegelaten te worden. De  contributie in 1945 bedroeg 25 cent per maand voor leden met een eigen boog.  Voor leden die een boog van de vereniging gebruikten,  werd de contributie van april tot oktober verdubbeld.  Zonder toestemming van de eigenaar mocht  zijn boog niet door anderen gebruikt worden. Nieuwe  leden betaalden anderhalve gulden inschrijfgeld en de contributie vanaf januari van het lopende jaar. Leden die werden aangewezen voor een wedstrijd  wachtte  een boete van een gulden indien ze er blijk van gaven  niet hun beste krachten  hieraan te hebben gegeven.  Ondanks het feit dat het gilde vernoemd is naar een heilige, ontbreekt de R.K signatuur , maar banden met de kerk waren er wel. Jaarlijks werd op 20 januari, feestdag van Sint Sebastiaan, een H. Mis opgedragen  waarbij alle leden aanwezig moesten zijn. Na de dienst  was het tijd  voor een teeravond in een plaatselijk café. Bij het overlijden van een lid werd de begrafenis bijgewoond  en nog een H.Mis gelezen voor zijn zielenrust.  Bij dit alles was het ook nog eens zo dat de schietbanen op grond  van de capucijnen lagen.  Die gunst verklaart  dat in het reglement  werd vastgelegd dat  onder de H. Missen in de H.Hart-kerk, niet geschoten mocht worden.  Eenmaal  per jaar was het verplicht koningschieten. Wie ontbrak kreeg een boete van 50 cent.  Degene die koning werd ontving het koningskruis en  f 2,50. Aan deze koning  kwam  de eer  toe  de deelnemer met de minste punten  te herdopen door een glas bier over diens achterhoofd  uit te storten, in het bijzijn van alle leden.  Wie drie jaar achtereen de koningstitel behaalde werd tot keizer uitgeroepen.  Hij werd vrijgesteld van contributie maar niet van eventuele boetes. Tot halverwege de 70-er jaren van de vorige eeuw heeft St. Sebastiaan geleefd in Langeweg. Plaatselijke en uitwedstrijden en kermisschieten waren een mooie vorm van vrijetijdsbesteding. De schietbaan kreeg in die tijd nog een flinke opknapbeurt , maar helaas de traditie verloor het van een veranderende wereld waarin geen plaats was voor groeiende dorpen. De vereniging kon volgens het reglement niet ontbonden worden ‘ zolang  vijf werkende leden haar instandhouding wensen’.  De kruisboogvereniging  was een van de eerste verenigingen in Langeweg die de gevolgen van de achteruitgang van de leefbaarheid van het dorp in een dalend ledenaantal voelde.  Kort na  1975 is besloten het ‘pijltje’ erbij neer te leggen.
Maart 2020