Het erf van Hoeve Alma omstreeks 1920. De ijzeren poort en hekwerk zijn tekenend voor
het standsverschil tussen het boerengezin Van der Stee en het personeel.
Rechts zien we de koetshuizen met Maurice van der Stee aan de deur van een arbeiderswoning.
In het midden op de achtergrond de grote Vlaamse schuur die in 1970 in vlammen opging.
Links Jac van der Stee voor de koeienstal met droogzolders voor bloembollen, aardappelen enz.

Hoeve Alma (deel 2)

De economische crisis die in 1929 uitbrak, raakte ook de landbouw. Door overproductie daalden de voedselprijzen en daarmee de opbrengsten voor de boer. Om het tij te keren werd overgestapt op de teelt van niet eetbare akkerbouwproducten. Zo kwam in West-Brabant hier en daar de bloembollenteelt van de grond. Dat de boer op Hoeve Alma hier brood in zag, vertelt het volgende artikel uit een regionale krant van mei 1932.
Het betreft een excursie van een afdeling van de Nederlandse Bond voor handels-, kantoor- en winkelbedienden: De traditie van Hemelvaartsdag getrouw, heeft de afdeling Breda van boven genoemden bond dien dag haar eerste zomeruitstapje georganiseerd en per fiets een bezoek gebracht aan de Brabantse bloembollenvelden nabij Langeweg. Niettegenstaande op het moment van vertrek dreigende regenwolken den hemel verduisterden, werd toch te ongeveer 2 uur, vanaf het Stationsplein door een club van bijna 40 personen, afgetrapt. En zij hebben er geen spijt van gehad. Weldra was Langeweg bereikt en werd een bezoek gebracht aan de velden van de bloembollenkwekerij der firma Van der Stee die zo bereidwillig was, hiertoe de afdeling in de gelegenheid te stellen. Het blijft toch altijd een schitterend gezicht, die grote velden met heerlijke bloeiende tulpen van allerlei kleur en het is dan ook zeer begrijpelijk, dat ieder jaar duizenden en duizenden van heinde en ver worden aangetrokken, om weer opnieuw van die kleurenpracht te kunnen genieten – De Bredase H. K. W.-ers, die zich niet bang getoond hebben van een fris meischeutje, hebben dan ook genoten en toonden zich op den terugtocht uiterst voldaan. Te ongeveer zes uur was men al weer terug in de stad Breda. 
Of ‘die duizenden en duizenden van heinde en verre’ betrekking heeft op de bloembollenpracht op louter Hoeve Alma moeten we in twijfel trekken. Wel kreeg Van der Stee uit Langeweg op een andere wijze landelijke bekendheid. In 1928 kwam op Hoeve Alma de eerste zoon, Fons van der Stee ter wereld. In 1940 werd hij leerling van het Serafijns Seminarie te Langeweg. Niet zozeer de roeping tot het priesterschap, maar de onzekere tijd die aan gebroken was, zal wel de reden zijn geweest waarom hij zo dicht bij huis op studie zat. Zo gauw de gelegenheid zich voordeed, verhuisde hij naar het Canisius College van de jezuïeten te Nijmegen. Na zijn rechtenstudie ging hij de landelijke politiek in. De basis van zijn politieke kleur moet deels wel gelegd zijn tijdens zijn verblijf bij de eenvoudige kapucijnen en de strenge jezuïeten. Hij werd partijvoorzitter van de Katholieke Volks Partij, staatssecretaris van financiën, minister van landbouw en visserij , hetgeen hem de bijnaam ‘rampenfons’ opleverde, en minister van financiën. Toch is Fons van der Stee niet de enige bekende boerenzoon waarvan de wieg stond op de hoek Schoolstraat- Noordseweg.
In juni 1893 verscheen in dagbladen tot in de uithoeken van Nederland het volgende bericht: Ten bewijze, dat er op vaderlandse bodem nog krachtige zonen gevonden worden, diene het volgende: Een landbouwerszoon van 14 jaar, ging de weddenschap aan, met drie hectoliter graan veertig trappen te beklimmen. Hij nam onder elke arm een hectoliter en liet er zich een op den rug plaatsen. En om te laten zien, dat het hem geen moeite kostte, stond hij daarboven nog toe, dat een jongmens van 19 jaar, wegende 151 ponden, op de zak, geplaatst op de rug, zich neerzette. Zonder veel moeite beklom de knaap de trappen, liet zijn levende last bedaard afdalen en legde toen de zakken graan doodleuk op de graanzolder neer, alsof er niets gebeurd ware. Het verhaalde vond plaats te Slikgat bij Zevenbergen en de held van het verhaal is de zoon van den bekenden veehouder M. van Aken. 
Maar ook deze krachtige zoon zou niet het enige kind zijn van de familie Van Aken-van Beek dat hier zijn jongste jaren beleefde en nationale bekendheid kreeg. Cornelis van Aken ( 1803-1883 ) pachtte tot 1845 de hoeve ‘het ijzeren hek’ aan de Rietdijk in de Haagse Beemden. In 1835 is hij gehuwd met Antonia Buys uit Chaam (1803-1877) . In 1845 verhuist het echtpaar naar Zevenbergschen Hoek. In 1863 werd de hoeve aan de Slikgatsendijk van de Antwerpse familie Joostens-Elsen verpacht aan Cornelis. Hij noemt zich landbouwer en landeigenaar. Veel landbouwers deden dat , zowel pachters als eigenaren. Een pachtende boer werd maar voor een halve boer aangezien. Door te laten zien dat hij nog wat eigen onroerend goed had, hoopte een boer zijn aanzien wat te kunnen verhogen. Ten tijde van de komst op de hoeve telde het gezin drie oudere kinderen waaronder Marijn (1841-1912). Marijn volgde vader Cornelis op en trouwde in 1870 met de Klundertse Henrica van Beek (1842-1916). In 1871 werd hun eerste zoon dood geboren. Tussen 1872 en 1886 kreeg het echtpaar twee dochters en zeven zonen. Het was een periode waarin de boeren een landbouwcrisis moesten doormaken. Een boer wist dat zijn bedrijf door slechts een van zijn kinderen kon worden voortgezet. Om de gehele kroost toekomst te geven werden de mooie kinderjaren op de boerderij al vroeg verstoord door een vertrek uit de vertrouwde omgeving naar ee internaat. Brabant was destijds nog maar dun bezaaid met scholen voor voortgezet onderwijs . Voor boerenzonen en –dochters, wonend ver van die weinige onderwijsvoorzieningen in de stad, was plaatsing op een internaat vaak de enige weg. En als het even kon een internaat dat het kind voorbereidde op de weg naar een religieuze levensstaat. Kinderen naar een internaat sturen was een kostbare aangelegenheid maar bruidgiften en bruidschatten waren een nog grotere aanslag op de portemonnee en daarmee het bedrijf van de boer en boerin. Meerdere kinderen Van Aken kozen voor een Rooms religieuze levensstaat. De oudste dochter, Antonia C.M. (1881-1950) trad in 1905 in bij de Penitenten Recollectinen te Bergen op Zoom, het zgn. Catharinagesticht. In 1911 werd zij novicemeesteres, in 1917 overste van het Burgergasthuis ‘het Katriente ‘ te Bergen op Zoom en van 1932 tot aan haar dood was deze zuster Maria Gerarda van den H. Alfonsus algemeen overste van deze congregatie. Ze zou de enige niet zijn uit het gezin die roeping had maar bovengenoemde krachtige zoon, Christoffel J. (1880) van Aken, heeft die weg niet bewandeld . Hij ruilde de vaderlandse bodem in 1912 in voor Canada en in 1916 woont hij te New York met zijn vrouw Julia Mallaly.
Hoe het de anderen verging lezen we in deel drie.
juli 2022