
Hoeve Alma (deel 3)
Christoffel J. van Aken was niet de enige zoon die de Atlantisch Oceaan overstak. Zoals vermeld verkeerde de landbouw in een crisis ten tijde van het opgroeiende gezin Van Aken-Van Beek . Door de komst van de stoomboot groeide de invoer van bijvoorbeeld goedkopere granen uit het verre Amerika. De industrialisatie met hogere lonen trok boerenknechten aan en de mechanisatie van de landbouw maakte deze knechten overbodig maar eiste wel investeringen van de boer . Voor de negen gezinsleden Van Aken -Van Beek zou geen bestaan weggelegd zijn in de Nederlandse landbouw. In 1872 werd een tweede zoon geboren : Cornelis M. H. van Aken. De eerste was dood geboren in 1871. Na de lagere school volgde Cornelis Sainte Marie in Huijbergen. In 1896 werd hij in de kapel van het Amerikaans Seminarie te Leuven tot priester gewijd en benoemd tot missionaris te Montana in de Verenigde Staten. Zijn broer Petrus C. ( 1873-1939) werd in 1888 op de Latijnse School te Gemert geplaatst. Na zijn priesterwijding in 1899 was hij werkzaam in het bisdom ‘s Hertogenbosch. 20 jaar later werd hij pastoor te Beek-Ubbergen. Daarnaast werd hij in 1934 deken. De laatste van de geestelijke tak van de familie Van Aken -Van Beek is de Norbertijn Lambertus Pius van Aken (1876-1938). In 1889 vertrok hij naar het Sint Norbertus-gymnasium van de abdij Berne -Heeswijk. In 1894 ontving hij het witte kleed en de kloosternaam Pius. Na zijn priesterwijding in 1900, werd hij leraar aan voornoemd gymnasium, vervolgens hoogleraar in de Theologie en 11 jaar prior van de abdij. Met nog drie ordeleden zou hij tot de bekendste Norbertijnen van voor 1940 gaan behoren vanwege hun aanpak van de sociale kwestie. Deze laatste was ontstaan door de vrije economie waardoor arbeiders , boeren en middenstanders in de verdrukking kwamen. In 1902 bracht hij Vastenavond door in zijn geboortedorp. Niet zozeer om zichzelf nog eens goed te verwennen voor het begin van de 40-dagentijd, integendeel ; hij richtte hier met een vurig pleidooi Het Kruisverbond op, een vereniging die een einde moest maken aan de uitwassen die overmatige aanwending van alcoholische dranken teweeg kon brengen. Drankmisbruik zou weer een gevolg zijn van die vrije economie. Niet alleen de arbeider was hiervan het slachtoffer, ook zijn gezin en werkgever. In vele plaatsen richtte hij werkgeversverenigingen op die in 1915 werden verenigd in een landelijke Algemene Rooms Katholieke Werkgeversvereniging. Daarin wees hij de katholieke werkgevers op hun plichten tegenover werknemers. Zijn grootste verdienste is misschien wel dat hij werkgevers, werknemers en de politiek ervan bewust maakte dat samenwerking tussen die drie, tot bevredigende resultaten zou leiden. Eigenlijk heeft deze boerenzoon uit Slikgat de basis gelegd voor wat we tegenwoordig de CAO noemen. In 1926 werd hij benoemd tot pastoor te Vlijmen alwaar hij overleed in 1938. De weg naar het priesterschap werd in de regel geopend met plaatsing op het klein-seminarie van het bisdom waar de leerling woonachtig was. Opvallend is dat geen enkele priester van deze familie het klein-seminarie van het Bisdom Breda bezocht of kerkelijke bedieningen heeft uitgeoefend in het bisdom waar ze geboren waren en opgroeiden. Misschien was het de wens van de ouders dat hun zoon wat verder van huis zijn roeping volgde, met in hun achterhoofd de gedachte: een profeet in eigen land wordt niet geëerd ? Of was het kostgeld in Breda te hoog ? Het zou kunnen want bijna alle zonen zouden intern gaan. Een jaar kostschoolgeld was in die tijd ongeveer gelijk aan het jaarloon van een arbeider. Internering verliep ook niet altijd naar wens. Zo werd de vierde zoon, Gerardus J. van Aken (1874) in 1884 op Sainte Marie te Huijbergen geplaatst. In 1887 vertrekt hij naar Gemert en in 1898 komt hij terug naar het ouderlijk gezin vanuit St. Michielsgestel. Hij werkt nog even op steenbakkerij Helena die zijn vader in 1897 in de polder Crauwelsgors had gesticht . In dat jaar verhuisde de familie Van Aken -Van Beek naar een pachthoeve nabij station Langeweg ( De Langeweg 27) en vestigde de familie Van der Stee zich op de vrijgekomen hoeve. Gerardus J. trouwt in 1900 hij met Johanna M. C. Damen (1874) uit Klundert . Op de pachthoeve aan de Langeweg is voor hen geen plaats. In 1900 gaat hij boeren in Hoeven. Na vijf jaar trekt hij met zijn gezin naar Zevenbergen en wordt uitbater van hotel- en koffiehuis Pays-Bas aan de Zuidhaven. In dit hotel probeert hij de boeren warm te maken voor emigratie naar het boerenland Alberta in Canada. Hij verkoopt zelfs een folder van zijn priesterbroer Cornelis. M. van Aken waarin, naast de aankoop van goede, besproeibare, goedkope kleigrond, de mogelijkheid voor de vervulling van de godsdienstplichten gewaarborgd wordt. Het verblijf in Pays-Bas is van korte duur ; in 1910 wordt hij in staat van faillissement verklaard. Hij emigreert met zijn gezin naar Spokane in de staat Washington. In 1916 woont het gezin in Canada. De zesde zoon van Marijn van Aken, Jacobus J. (1878-1942) zou zijn geboortestreek niet verlaten. Ook hij moest na zijn lagere schooltijd op studie. Hij werd een van de eerste interne leerlingen van het Serafijns Seminarie te Slikgat. Tot 1890 werden de klein-seminaristen ondergebracht bij particulieren in het dorp. Ondanks deze internering bezweek hij toch voor een roeping buiten de kloostermuren. Wel zou hij voorzitter worden van de oud-studentenvereniging van het seminarie. In 1907 trouwde hij met Adriana de Rond (1879-1953) uit de Sint Maartenspolder onder Hoeven. Hij werd bedrijfsleider op de steenbakkerij van zijn vader en ging op Huize Roville wonen, gelegen tegenover de steenbakkerij. Door zijn gang naar de gemeentepolitiek werd hij in 1925 benoemd tot burgemeester van Zevenbergen. De man had veel nevenfuncties zowel binnen als buiten de gemeente Zevenbergen. Hij was o.a. voorzitter van de Commissie tot voorbereiding van werkverruiming in Westelijk Noord-Brabant. Vanwege het achterblijven van industriële ontwikkeling van Westelijk Noord-Brabant voorzag hij een leegloop van deze streek. Velen trokken weg richting de opkomende industriegebieden. Van nabij had hij meerdere broers zien vertrekken naar ‘den vreemde’ o.a. vanwege het gebrek aan bestaansmiddelen op hun geboortegrond. Tijdens de Tweede Wereldoorlog bleef burgemeester Van Aken zijn vaderland trouw. De Duitse druk bezorgde hem in 1942 een plotselinge dood. Dat weerhield zijn zoon Hein, geboren op Roville in 1917, er niet van om zich aan te sluiten bij het verzet met als eindpunt de fusilladeplaats in kamp Vught op 19 september 1944. De jongste zoon van boer Van Aken, Herman M. (1886-1933) wordt in 1896 naar De Ruwenberg te St. Michielsgestel gestuurd, een opvoedingsgesticht o.a. ter voorbereiding tot hogere geestelijke studiën. In 1898 verhuist Herman naar de Norbertijnenabdij te Berne-Heeswijk waar zijn broer Lambertus Pius woont. In 1907 verlaat hij de abdij. Op de boerderij bij zijn ouders aan de Langeweg begint hij direct met de aanbeveling en verkoop van zogenaamde weerboompjes . Dit waren sierlijke takken om in een vaas te zetten. Het was een wat primitieve vorm van de huidige online weerprogramma’s . De grootte van de luchtbelletjes aan de takken zou wat kunnen vertellen over het weer voor de komende twee dagen. Of de takkenverkoop wat opleverde ? Herman vertrok kort daarna naar de Verenigde Staten. Landbouw in Nederland was in die tijd blijkbaar een zwakke tak van bestaan. De tweede dochter van de familie Van Aken-Van Beek , Hendrika ( 1883-1936) kiest met haar man voor een burgerbestaan. Zo zien we dat het met een groot boerengezin alle kanten op kan gaan, behalve naar een bestaan in de landbouw op vaderlandse bodem.
september 2022