Hoeve Alma (deel 5)
Voor de vijfde maal stappen we naar Hoeve Alma of de derde hoeve van Zijne Koninklijke Hoogheid , om iets uit de doeken te doen over de bewoningsgeschiedenis. Rond 1700 is de hoeve in pacht bij Adriaen Daes. Om hun nalatenschap onder erfgenamen eerlijk te verdelen laten Adriaen Daes en zijn vrouw Heyltje in 1704 voor de eerste maal een testament opmaken. Naast roerende goederen beschikte het echtpaar over enkele verspreid liggende bunders landbouwgrond. Alles werd op naam van de langstlevende gezet. Meerdere leden van het gezin Daes-Stappers die hier opgroeiden vanaf ongeveer 1680, vonden later een bestaan in de landbouw. Zoon Hendrik ging met Anthonia Sebastiaena Damen boeren op een pachtboerderij aan de noordzijde van de Langeweg tegen de Dwarsdijk. Zoon Cornelis boerde vanaf 1725 met zijn eerste bruid, Jacomijntje Lips, aan het einde de Hazeldonkse Zandweg in het Outland. Jacomijntje overlijdt een jaar later. Zoon Anthonie trouwt in 1732 met Antonia Nieuwenhuysen en begint een timmerbedrijfje in de Kerkstraat te Zevenbergen. Alle aangetrouwden werden gevonden in de dorpen uit directe omgeving. Voor de zonen Adriaen en Jan liep het allemaal wat anders ; ze blijven bij hun ouders op de derde hoeve. In het gezin was na 1725 ook ruimte voor Cornelis Geerits de Blauw, een weeskind van een neef van Adriaen Daes. In 1734 nodigden Adriaen en Heyltje de notaris uit voor een bezoek aan de derde hoeve. Ze lagen beiden ziekelijk te bed. Adriaen en Heyltje wilde graag geregeld zien dat na hun afsterven de kinderen Adriaen en Jan op de domeinhoeve konden blijven wonen, dat alles op de langstlevende kwam te staan en dat na de dood van de langstlevende alles eerlijk werd verdeeld onder de kinderen met uitzondering van de mesthoop, die bleef op de hoeve voor Jan en Adriaen. Als getuigen traden op de knechten Cornelis van Leeuwen, Hendrik Stappers en Pieter Loots. Adriaen sr. overleed een jaar nadien. Heyltje volgde hem in 1739. In 1736 werd met de gebroeders overeengekomen dat paarden van het Bredase regiment dragonders met ingang van mei, gedurende 22 weken op de derde hoeve verzorgd zouden worden. De pachter van Hokkenberg, Hendrik in ’t Velt, sloot een gelijkluidend contract af. Of het de gebroeders Adriaen en Jan voor de wind ging wordt twijfelachtig als we zien dat Adriaen in 1744 geld moet gaan lenen. In 1748 is hij zo ziek dat de notaris er aan te pas moet komen. Een dokter zou niet meer baten. Adriaen liet alles na aan zijn broer Jan. Of die daar achteraf zo blij van geworden is….? In 1750 krijgt hij het aan de stok met een koopman in runderen, de Zevenbergenaar Gerrit Cornelis van Mourik. Van Mourik had kort voor het heengaan van Adriaen een valen bonte os gekocht op de derde hoeve voor 125 carolus gulden. Adriaen verzekerde Van Mourik bij de aankoop dat de os ‘gebeterd’ was van de in zwang zijnde besmettelijke ziekte. Doch in november 1749 legde de os alsnog het loodje als gevolg van die besmettelijke ziekte. Van Mourik wilde zijn geld terug van erfgenaam Jan Daes. In september 1750 wordt de lucht nog donkerder boven de derde hoeve; de rentmeester der domeinen legt beslag op haaf en meubilaire goederen van Jan op de hoeve en elders, geërfd van zijn broer Adriaen, vanwege achterstallige huurpenningen over de voorbije jaren 1746 tot en met 1749 ten bedrage van 927 carolus gulden. Uit de inventaris kunnen we opmaken dat het woonhuis een kamer, keuken, spin, bedstede, kelder, moos en zolder had. Op het erf vinden we een paardenstal, schuur, bakkeet en beestenkeet. De veestapel bestaat uit koeien, varkens, paarden en schapen. En degenen die nog steeds in de veronderstelling verkeren dat mensen destijds niet beschikten over een massa aan kleingoed, hebben het mis. Het opvallendste voorwerp is wel een harp. Of Jan de tijd, kunde en behoefte had om romantische klanken op de derde hoeve ten gehore te brengen, te midden van de veestapel, moeten we sterk in twijfel trekken. Toch moet een beetje romantiek wel gespeeld hebben in het leven van Jan. Op Slikgat aan het begin van de Schoolstraat, in de volksmond destijds Slikgatsedijk, woonde Maria Lichthaert, weduwe van bakker Knipscheer. Naast broodbakken werd er wat geboerd en een broodwinkeltje annex herberg gedreven. Het boeltje met stal, woning, winkel en herberg, strekte zich uit tussen de huidige huisnummers 21 en 15. Jan en broer Adriaen moeten trouwe klanten geweest zijn, zowel van de winkel als herberg, die zich voor het bedieningsgemak in dezelfde ruimte bevonden. Veel moeten we er ons niet bij voorstellen, maar toch groot genoeg om bij openbare verkopen de notaris en het volk te herbergen. Waren de stoelen bezet dan werd de veiling gewoon verplaatst naar buiten op den dijk. In 1744 lag Huybert Knipscheer zo ziek te bed dat hij een testament liet opstellen waarin Jan en Adriaen Daes tot voogd en toeziend voogd werden benoemd. Huybert herstelde van zijn ziekte. In januari 1751 werd zijn laatste zoon geboren. Huybert heeft dit niet meer meegemaakt. De inmiddels 40-jarige Jan Daes zag nu zijn kans schoon om een ander leven te beginnen nu broer Adriaen er niet meer was en de derde hoeve met achterstallige pacht voor hem een blok aan het been was geworden. Zijn voogdijschap over het gezin Knipscheer nam hij zo serieus dat hij de weduwe Knipscheer-Lichthaert in oktober 1751 ten huwelijk vroeg en daarmee was hij tot aan zijn dood in 1793 weer onder de pannen als keuterboertje, bakker en tavenier. De naam Daes bleef echter nog ruim 20 jaar verbonden aan de derde hoeve. Een broer van Jan, Cornelis die op Hazeldonk woonde vanaf 1725 , wordt de nieuwe pachter. Cornelis was na het overlijden van zijn eerste vrouw in 1727 getrouwd met Elisabeth Cavelaars van de Blauwe Hoef aan de Zuiddijk . In 1758 overleed de knecht Pieter in ’t Velt tijdens zijn werk in de beestenkeet. Een van de kinderen van hun enige dochter Maria Krielaars-Daes(1734-1791) stierf in 1762 op de derde hoeve. Met Pieter Zandbergen pacht Cornelis in 1763 voor zes jaar zeven bunder land (Bredase landmaat) in hoeve Hokkenberg, genaamd Het Goor . Bij de jaarlijkse afdracht van de pacht aan de eigenaar van Hokkenberg, moest een viertal volwassen jonge hanen geschonken worden. Daarnaast werden nog zes bunder land gepacht waarbij twaalf jong vette hanen deel uitmaakten van de pachtsom. In 1773 overlijdt Cornelis en zijn vrouw Elizabeth volgt hem drie maanden later. De derde hoeve wordt dan verpacht aan Hendrik Nelemans (1744-1832) die in 1773 trouwt met Johanna Cornelia de Leeuw(1747-1795) uit Lage Zwaluwe.
mei 2023