Op de foto van omstreeks 1935 zien we de verdwenen hoeve.
Onderaan zien we nog een stukje Langewegvliet en Klaaiweg.

Een verdwenen hoef van Cabauw (1)

Rond 1540 werd op kosten van de grondeigenaren het Oudland van Zevenbergen heringepolderd . Om deze kosten terug te verdienen verpachtten zij het land . Op onze kleigronden waren pachthoeven van gemiddeld 30 bunder groot genoeg om er  een boerengezin van te laten leven . Veel hoeven lagen weerszijden van een  weg  die de  polder doorsneed ,de Langeweg , in de vorige eeuwen ook wel Heijdensche Weg genoemd . Het gebied ten noorden van het huidige dorp Langeweg tussen Molenweg , Dwarsdijk en  Hoge Zeedijk was tot ver in de 18e eeuw in bezit van oude  Vlaamse en Hollandse geslachten die meenden van adellijke afkomst te zijn. Door vererving kwam de grond in versnipperd bezit van meerdere  eigenaren. Zo waren Cornelis de Nobelaer de jonge ,heer van Cabauw, gehuwd met Jacoba Agnes Theresa van Dam, vrouwe van Cabauw en Rijswijck,  Dirck Ramp, Heer van  Steenhuisen en Marcus Sandeling rond  1650 eigenaar van een hoeve gelegen aan de noordzijde van de Langeweg tegenover het huidige dorp aan weerszijden de Molenweg, nu Hamseweg. Familie van deze Cornelis de Nobelaear de jonge, kwamen we  al tegen op Hoeve Hokkenberg. Na de 80-jarige oorlog  bleven deze families het katholieke geloof aanhangen. Als gevolg daarvan werden ze van publieke functies uitgesloten en misten daardoor inkomsten. Verpachting van o.a. hun hoeven  moest dit goedmaken. Ze erfden en kochten steeds meer onroerend goed in de zuidelijke Nederlanden en vooral katholieke boeren waren hun pachters. Tot  1958 stond nog een boerendoening ontstaan uit zo’n 16e eeuwse pachthoeve oostelijk van de Hamseweg aan de Langeweg. Tegelijkertijd met de verbreding en aanleg van een geheel nieuwe Langeweg in 1958, hebben de oude hoevegebouwen het veld geruimd en zijn de bewoners, de familie Romme-Buijs, geëmigreerd naar Russel in Canada. Niet alleen deze hoeve is verdwenen. Oostelijk, grenzend aan  deze hoeve, zweeft nog het toponiem de Laege Hoeff, zoveel betekenend als een lager gelegen stuk land, slechts  geschikt voor  beweiding. De naam is al zo’n twee eeuwen geleden in de vergeteldheid geraakt.  Het toponiem is niet precies te  lokaliseren. Daarbij komt nog dat namen van wegen ons vaak op een dwaalspoor kunnen brengen. Zoals eerder vermeld wordt De Langeweg in veel akten  De Heijdensche weg genoemd, de weg naar Terheijden . De ligging van de Hamseweg en Molenweg wordt in veel akten omgedraaid. Voor de huidige Binnenvliet, aan de noordzijde van deze hoeve worden ook wel de namen Molen- of Reevliet gebruikt. Gedurende een periode van ruim 300 jaar kunnen we vanaf 1650 eigenaren en bewoners van deze hoeve volgen . Heel wat boeren en boerinnen komen we tegen in de pachtcontracten. De gemiddelde levensverwachting lag zo laag dat in geval van sterfte van boer of boerin er holderdebolder vervanging gezocht moest worden waarbij liefde nauwelijks een  rol speelde. Gegevens uit diverse akten wijzen erop dat al voor 1640 Willem Adriaans Sprangers , ook wel Willem Adriaen Claes genoemd, woonachtig is in het land van Zevenbergen en pachter is van de hoef van Cabauw, zoals deze hoeve vaak  in de archieven genoemd wordt. Hij is  gehuwd met Michieltje Chensen. In 1645 wordt  zoon Vincent geboren en in 1656 Johannes. Maar ook komen we op een gegeven moment Adriaan, Pieter en Michiel tegen. Het moet Willem Adriaan Sprangers destijds voor de wind gegaan zijn. Hij had rond 1650 zes paarden en zes koeien, twee inwonende knechten en een meid. Hij wil nog al eens borgen voor pachters en ambachtslieden uit de buurt.   Maar soms zit het tegen; in 1654 wordt beslag gelegd op zijn meubels paarden en beesten. In 1666 koop hij zeven gemeten land,  ten oosten van de hoef van Cabauw in de Laege Hoef. In 1669 staat hij borg voor Adriaan Jans, hoefsmid op het Slikgat. In 1670 wordt weer beslag gelegd op zijn paarden, beesten, gedorste en ongedorste koren,wagens ploegen en alle meubilaire goederen op de hoeve aan de noordzijde van de Langeweg. Maar Willem moet tegen een stootje gekund hebben. Bij beslaglegging volgde openbare verkoop van alle roerende goederen.  Als de opbrengst van de verkoop hoog genoeg was om de notaris en de schuldeisers tevreden te stellen, ploegde en zwoegde de boer weer voort op de pachthoeve. Willem Adriaan liet het nooit  komen tot een openbare verkoop. Hij moet dus wat kapitaal achter de hand hebben gehad. Rechtelijke bezetting of beslaglegging was  geen zeldzaamheid in de  wereld van de landman. De adel kon haar weelderige leventje weer even voortzetten en de arme pachter was er niet beducht voor om van de hoeve te worden verjaagd waar armoede vaak de enige oogst was. De vrouw van Willem overlijdt omstreeks 1670. Ene Marieke Cornelis de Graef, weduwe van Cornelis Adriaan Sprangers en Jacob  Stappers,  wordt begin 1671 de nieuwe boerin.  Ze is dan reeds drie maanden zwanger. Op 7 juni wordt  zoon Cornelius geboren. Het moet een dusdanig zware bevalling geweest zijn  dat ze op  26 juni 1671 om half zeven des namiddags nog steeds ziekelijk in het ‘craembed’ ligt aan de Langeweg en haar  testament wordt opgemaakt in aanwezigheid van haar man Willem,  de Slikgatse wagenmaker Jacob Tempelaer en hoefsmid Pieter Brants. Toch knapt ze weer op en in 1672 volgt nog een Michieltjen en een jaar later Michiel. In 1676  is Marieke weduwe. Ze verkoopt twee bunder in de Laege Hoeff. Ze verhuist naar Zevenbergen. Haar stiefzoon Pieter Willem Sprangers wordt dan de hoofdbewoner. In 1676 trouwt hij met Joanna Anthonius van Loon uit het buurtschap De Noord. 12 april 1677 vervoegt Pieter zich met  Cornelis de Nobelaer bij notaris Wiltens te Zevenbergen. De Nobelaer verpacht hier, mede uit naam van de mede-eigenaar Markus Gerardus Sandeling, tot 1682 een hofstede met 31 bunder land gelegen aan de noordzijde van de Langeweg bij het Slikgat, aan Pieter  die hier reeds woonde. Voor het verstrijken van de pachttermijn zou het echtpaar de hoeve verlaten. Jenneke liet, liggend in haar ziekbed, haar laatste wil beschrijven op 30 december 1679. In april 1680 is Pieter weduwnaar. Het echtpaar heeft twee kinderen gehad, Michaele en Willem. Uit het testament van Pieter opgemaakt  in 1680, valt af te leiden dat beide kinderen al overleden zijn.  In maart 1681 geeft hij de pacht van de hoeve  over aan Willem Huibrechts, wonende onder Terheijden.