Een verdwenen hoef van Cabauw (2)
Willem Huibrechts (van Grimhuijzen) neemt, naast de pacht van de hoeve toebehorende Sandeling en Cornelis de Nobelaer heer van Cabauw , alle landbouwwerktuigen , paarden en koeien, een deel van de huisinventaris , de veldgewassen en de misput van Pieter W.Sprangers over. Willem Huibrechts trouwt in april 1681 met Adriaantje Anthonis van der Biesen. Het allereerste pachtjaar wordt Adriaantje ziek en vanuit de gedachte dat onze enige zekerheid op aarde de dood is en de enige onzekerheid is, het moment waarop de dood komt, wordt de notaris erbij gehaald om een testament op te stellen. In 1682 en 1683 worden drie kinderen uit dit huwelijk geboren waarvan een kind binnen het jaar sterft. In 1684 is Cathalijn Huyberde dienstbode bij de familie. In 1685 is Adriaantje weduwe . In 1688 trouwt ze met Cornelis Gielen van der Put . Vier kinderen worden er geboren tussen 1688 en 1692 . In 1699 trouwt Adriaantje met Cornelis Jacob Coevoet . Dit huwelijk blijft kinderloos . In 1702 wordt Joannes Josephhus ’t Kint, wonende te Antwerpen eigenaar van de helft van deze hoeve aan de Langeweg nabij het Slijckgat . Hij is een kleinkind van Gerardus Sandeling wiens dochter Joanna Maria bij leven de hoeve schonk aan haar zoon . Voor Coevoet wordt het er niet beter door op de hoeve . In 1703 is Cornelis Adriaan Hagenaar bouwmansknecht op deze hoeve . Hagenaar krijgt slechts een deel van zijn loon . In 1707 wordt beslag gelegd op de paarden en beesten van Cornelis Coevoet ,die geweid worden op een perceel aan de zuidzijde van de Langeweg , eigendom van de Baronesse Maria de Landas, douairière d’ Overschie, vrouwe van Bierges. Hetzelfde gebeurt een jaar nadien met zijn paarden op de twee bunder weiland in de Leege Hoeve die hij van de weeskinderen van Cornelis Floren pacht . Ook de twee eigenaren van de hoeve , Diederik Ramp heer van Cabauw en Steenhuijsen, en Joannes Josephus ’t Kint, laten van zich horen door in 1710 beslag te leggen op ‘alle de mobile en haestelijke goederen, item bouw- en melckgereetschappen, mitsgaders granen en coornvrugten soo in de schuure op den solder als te velde’ om daaraan te verhalen , voor zover de wardije van dien sal kunnen strecken , de achterstallige huurpenningen over de laatste vier jaar . Adriaen Daesdonk, bouwman op De Noord wil in augustus 1710 de pacht overnemen . Hij moet dan wel de opbrengst van de vruchten ten velde aan de verpachters afstaan en het vee en verdere meubilaire goederen op de hoeve gedogen tot het moment van de openbare verkoop . Het gaat niet door . Gerrit van der Hoeve (Leendrtszn.) uit de Gaete te Zwaluwe sluit in oktober 1710 een nieuw pachtcontract af voor 460 gulden per jaar tot 1718 . Coevoets mag tot mei 1711 nog een kamer in het huis bewonen, de moestuin en boomgaard gebruiken en een koe weiden . Van der Hoeve boert er niet lang want in 1711 vinden we Pieter Cornelis van Wezel op de hoeve. Pieter was in 1696 gehuwd met Francisca Hendrix Merx (ook wel Marks) . Ze kregen een groot gezin . Francisca is in 1721 weduwe . Ze woont niet ver van de Slikgatse herberg van Anthonie Musters en Catharina Aerden van Dost (ook wel Dorst), zus van de Terheijdense bierbrouwer Bartholomeus Aerden van Dost . Een andere broer van Catharina, Cornelis Aerden van Dost, zal bij tijd en wijle de herberg bezocht hebben . Mogelijk dat Cornelis en de weduwe Francisca van Wesel elkaar in deze herberg hebben leren kennen . In ieder geval gaven ze elkaar in januari 1722 het jawoord . Cornelis werd boer op de hoeve van Cabauw . Kinderen uit dit huwelijk zijn er niet . Buiten de hoeve van Cabauw pacht hij land in de Pelgrimspolder . Cornelis rooit het wel op de hoeve, maar een van de mede-eigenaren van de hoeve , Joseph ’t Kint , zit schijnbaar op zwart zaad . Na afloop van de pachttermijn in 1726 verkoopt hij de helft van de hoeve aan Adriaan Boon, heer van Steenhuisen en Molenaarsgraaff , mitsgaders raat en vroetschap der stad Rotterdam . Voor Cornelis Aerden van Dost wordt de pacht verlengd . In april 1729 overlijdt Francisca . Zeven maanden nadien trouwt Cornelis met de ‘meyt’ die op de hofstede woonde, Antonette Jansse Vermeulen uit Teteringen . Er was blijkbaar haast bij want nog geen zes maanden later kondigde zich de geboorte aan van hun eerste kind . Cornelis moet de vijf nog levende kinderen van Pieter Cornelis van Wesel hun erfdeel geven . In 1702 hadden Pieter en Francisca dit al bepaald bij testament . In december 1729 worden vijf koopdagen op de hoeve gehouden om dat erfdeel bij elkaar te krijgen. Op de hoeve is nogal wat vee aanwezig : 10 paarden, waarvan er een blind is, 39 koeien in diverse kleuren, waarvan 11 jonge melkkoeien en 40 hoenders, zowel kippen als hanen . Om de helderheid van geest bij de bieders wat te beïnvloeden en daarmee de opbrengst van de openbare verkoop mogelijk te bespoedigen en vergroten, wordt dagelijks een grote hoeveelheid bier geschonken . De kosten hiervan werden niet buiten beschouwing gelaten bij de uiteindelijk afrekening . Cornelis en Antonette kunnen de hoeve blijven pachten van Adriaan Boon . Boon is dan inmiddels eigenaar van de gehele hoeve . Antonette moet nog een jonge deerne geweest zijn want tot 1748 zouden nog zes kinderen volgen en Antonette is pas in 1792 overleden . In 1738 wordt Cornelis ernstig ziek. Het echtpaar, ‘beide hunne zinnen en verstand nog magtig zijnde’ laat een testament opmaken . Cornelis overleeft het ziekbed wat o.a. blijkt uit zijn aanwezigheid als getuige bij het opmaken van het testament van Bartholomeus Stoop , hoefsmit op Slikgat . Wie bij het opmaken van dit testament in tijdnood zat staat er niet in, maar de smid moet aangevoeld hebben dat zijn vuur bijna gedoofd was, daar de notaris op 8 maart 1739 ’s morgens om 6 uur al voor de smederij stond . In 1740 is Marijnis van Seteren knecht bij Van Dorst. In 1748 wordt Cornelis voor de laatste maal vader . Een jaar later is hij gestorven . Hij of de weduwe hadden in dat jaar nog een koe verkocht op de markt in Teteringen . Na drie jaar is de koe ziek geworden en moet de weduwe met twee Slikgatse boeren verklaren dat de koe op Slikgat nog heel gezond was toen zij nog op de hoeve woonde bij Zevenbergen en dus niet als zieke koe verkocht is . In 1750 wordt Cornelis, gewezen bouwman, in het Outland nog veroordeeld tot het betalen van de pacht over land aan de zuidzijde van de Langeweg . Rond 1750 gaat de hoeve in pacht of eigendom over aan Cornelis van Beeck die in 1749 huwde met Johanna Adriana Sensen. April 2021