
Links van de weg stonden tot 1958 de gebouwen van de Hoeve van Cabauw
De Hoeve van Cabauw (3)
In 1798 wordt Cornelis van Beek op de hoeve geboren als kind van Laurijs Cornelis van Beek en Maria Bastiaense van der Vorst uit Wagenberg. In 1799 is het blijkbaar nodig een testament op te maken. Begin december van dat jaar overlijdt Laurijs Cornelis. Zijn moeder, Johanna Sensen , eigenaresse van de hoeve, voelt zich nu genoodzaakt haar testament te wijzigen; de jongste telg, haar kleinkind Cornelis van Beek wordt in 1800 mede-erfgenaam. In 1801 treed de weduwe Maria Bastiaense van der Vorst in het huwelijk met de 28-jarige Govert van de Noort. In 1802 overlijdt Johanna Sensen. De voogden van de erven van Johanna Sensen, o.a. de pastoor van Zevenbergen, laten na het overlijden van Johanna Sensen nogmaals notarieel vastleggen dat Govert van de Noort in de toekomst geen aanspraak kan maken op een erfdeel van de families Van Beek en Van Dongen. Govert en zijn vrouw Maria waren niet blij met de verdeling van de erfenis. Maria erfde minder omdat haar kind Cornelis in de erfenis werd betrokken. Zij en Govert draaiden op voor diens opvoeding. Omdat ze op de hoeve wilden blijven wonen moesten ze de aan de overige erven pacht gaan betalen over 17 bunder met huis aanhorigheden. In 1803 wordt zoon Wilhelmus van de Noort geboren en in 1809 Sebastiaan. Omstreeks 1800 ondervonden veel boeren last van de van brandbrieven. Slikgat bleef niet gespaard voor deze vorm van criminaliteit. Meerdere hoeven rond Slikgat dreigden in een nachtelijk uur aan het vuur prijs te worden gegeven. Armoede zou de brandbriefschrijvers ertoe gebracht hebben boerderijen tot aan de grond te doen afbranden indien de boer niet aan de eis tot betaling van een geldbedrag, vermeld in de brandbrief, zou voldoen. 26 oktober 1807 vond Govert van de Noort een met potlood geschreven brandbrief. Met een draad was deze aan de poort van de hoeve aan de Langeweg gebonden, met als inhoud : Govert van de Noort wey versoeken om Gods wil aan u om 20 guldens en als geij dat geft dan salle wey vor u bidde als dat got u mag lone hier op aarde en in den hemel en wey wense u alle geluk van ons here iesus Caristus en dat moet in de pootweg legge agter de eerste poot nast de wey 25 october. Govert werd niet warm of koud van de brandbrief. Hij betaalde niet en heeft dit briefje ingeleverd bij de president en schepenen. Het berust nog in het rechtelijk archief. De schrijver, Hendrik van Dijk, viel in 1808 al door de mand en belandde vervolgens in de gevangenis. Gewoonlijk volgde de doodstraf maar omdat hem niet de tijd gegund werd tot werkelijke brandstichting, liep het voor hem met een sisser af : hij werd zelf gebrandmerkt. Maria Bastiaense van der Vorst overlijdt in 1813. Kort daarna komt de Wagenbergse Anna Maria de Jong inwonen als dienstmaagd. In 1814 moet Govert leningen afsluiten bij de families Van Dongen en Van Beek i.v.m. achterstallige pacht. Als onderpand heeft Govert nog vier bunder eigen grond aan de Hooge Zeedijk. In 1816 wordt de pacht van de hoeve van 17 bunder met huis, schuur, stallingen en verdere getimmerten met vier jaar verlengd. 30 maart 1818 laat Govert een inventarisatie opmaken van de meubilaire goederen op de hoeve. Onder deze meubilaire goederen waren de roerende goederen, het vee en de gewassen op het land inbegrepen. De inventaris werd opgemaakt door de notaris en getaxeerd door Henricus Gelens van Hokkenberg en Cornelis Daas aan de Langeweg. Schoenmaker Michiel van Kaam en smidsknecht Pieter van Overveld waren getuigen. Uit de inventarisatie valt af te leiden dat in het woonhuis de keuken en woonkamer aan Langewegzijde lagen. Er was een zolder, een opperkamer aan de achterzijde boven de kelder en achter de keuken de moos. Op de hoeve stonden ook een karnhuis, bakkeet, schuur en wagenhuis. Van ’s morgens zeven uur tot vier uur in de namiddag was de notaris met zijn taxateurs in de weer geweest. Waarom Govert de inventaris liet opmaken wordt de volgende dag helemaal duidelijk. Hij trouwt dan met zijn 13 jaar jongere dienstmaagd Anna Maria de Jong. Waarom hij dat laatste doet wordt nog geen twee maanden nadien duidelijk want dan bevalt Anna Maria van hun eerste kind. In 1819 volgt nog een dochter. Zijn inwonende stiefzoon Cornelis van Beek is dan inmiddels 21 jaar. In 1817 was deze ingeloot voor de Nationale Militie maar voor 600 gulden zou Cornelis Gelens uit Zevenbergen hem vervangen. Het zag er dus naar uit dat Cornelis van Beek boer zou worden op de hoeve waar hij opgroeide. Govert vertrekt met zijn gezin eind 1820 naar het Zwartenbergs veer onder Etten waar hij in 1822 overlijdt. Cornelis van Beek trouwt in 1822 met de 22-jarige Adriana Catharina de Wit, dochter van een landbouwer onder Standdaarbuiten. In 1823 wordt Cornelis benoemd tot lid van de gemeenteraad van Zevenbergen. Tussen 1823 en 1836 krijgt het echtpaar twee dochters en zeven zonen. De twee dochters en een zoon sterven op jonge leeftijd. Het gezin van Beek had in de loop der jaren als inwonende dienstmeiden Maria van Oosterhout, Maria Voermans, Maria Nagtzaam, Huiberdina de Rooy, Cornelia Kanters, Jeanna de Jong en Cornelia Lambrechts . Inwonende knechten waren Huibert van Gils, Marijn van den Bosch, Adriaan van Minderhout, Jan Surewaard en Frans Goverde. Adriaan van Minderhout, afkomstig uit Standdaarbuiten, trouwt in 1831 met Cornelia Pietersdr. van Gils van de Slikgatschendijk. Hij is de voorvader van alle ‘Van Minderhouten’ in ons dorp. Een voorbeeld dat aantoont dat met de komst van enkele boerdenbedrijven in de polder, in de nabijheid daarvan, langs de dijken, langzaam een gehucht zoals Slikgat op de kleigrond groeide.
September 2021