De Hoeve van Cabauw (5-slot)
Cornelis Laureis van Beek en Adriana Catharina de Wit kregen zeven zonen: Laureis Cornelis (1823-1893), Johannes Antonius (1827-1827), Johannes Baptist (1828-1884), Cornelis Gummaris Jacobus (1831- 1875), Thomas Adriaan (1833 –1877), Adriaan (1834-1891) en Jacobus (1836-1876). Zij waren in 1822 in gemeenschap van goederen getrouwd. Adriana Catharina kwam uit een klein gezin en Cornelis Laureis had geen broers of zusters. Met hun een vermogen mochten zij zich tot de drie rijkste landbouwers van de gemeente Zevenbergen rekenen. Vanaf 1867 is de hoeve niet meer tiendplichtig. In 1853 is het woonhuis vervangen door nieuwbouw. In 1854 erven Cornelis L.en Adriana C. een hofstede met ruim 40 bunder land op de Welberg. Zoon Johannes Baptist gaat daar boeren en trouwt in 1855 met Maria Elisabeth Jacobs (1827-1863) uit Woensdrecht. Het was de eerste en laatste bruiloft in het gezin. De overige zonen hebben, ondanks hun rijke ouders, de huwelijkse staat nooit kunnen bereiken. Voor zijn zoon Jacobus koopt Cornelis L. in datzelfde jaar een bierbrouwerij aan de Kerkstraat met een huis aan de Havenkant te Zevenbergen. De overige broers blijven aan de Langeweg inwonen bij hun ouders, met uitzondering van Thomas A. Hij mocht op studie van zijn ouders, maar Thomas A. dacht daar anders over. 14 april1862 moet Thomas A. voor de arrondissementsrechtbank in Breda verschijnen. Op avond van 3 maart van dat jaar bracht hij een bezoek aan de herberg Het Vosje, aan het einde van de Hamseweg, op de Hoge Zeedijk. De sfeer was er om te snijden. Thomas A. zag dat Dingeman Stoop reeds een mes uit zijn broekzak had getrokken. Thomas A. sloeg al roepende ‘weg met dat mes’ het corpus delicti uit Dingemans hand. Hij deed dit zo onhandig, dat het rondvliegende mes voor een flinke wond zorgde in de hand van Leen Kanters. Hij werd beschuldigd van het toebrengen van verwondingen door onachtzaamheid en veroordeeld tot zes dagen brommen en het betalen van de gerechtskosten. Enkele maanden later stierf zijn moeder. Op het moment van haar overlijden , bezat echtpaar vaste goederen waaronder een bierbrouwerij met woning, twee hofsteden met zo’n 80 bunder bouw- en weilanden onder Zevenbergen, Zwaluwe, Standdaarbuiten en Steenbergen. Ook het roerend goed op de verspreid liggende vaste goederen behoort het echtpaar toe. De stoel in de Roomse kerk te Zevenbergen, gehuurd voor bierbrouwer zoon Jacobus, werd geschat op 105 gulden. Het gezin woonde in de parochie Zevenbergschen Hoek en huurde een stoel en twee zitplaatsen aldaar in de kerk, geschat op 235 gulden. Haar man Cornelis L. was een groot voorstander van de bouw van een kerk op Slikgat. Niet zozeer om het zitplaatsengeld, maar wel omdat ze zo ver van Slikgat stonden. In 1866 werd hij voorzitter van een commissie die dit van de grond wilde krijgen. Hij zou het niet meer beleven. Zoon Laureis Cornelis nam later zitting in deze commissie. De bouwhoeve bij Slikgat bestond in 1862 uit huis schuur keet en verdere getimmerten, tuin, boomgaard, bouw- en weilanden benevens de brug over de Langewegvliet, strekkende van de Langeweg tot de poldervliet, groot 20 bunder, waarvan aan de oostzijde van de Hamscheweg tussen de poldersvliet en de Hoge Zeedijk vijf bunder bouwland genaamd ‘Den Dokter ‘ met arbeidershuisje ( Hamseweg 2) en hakhout. Vader en kinderen kregen hun erfdeel in geld en/of goederen. Het kindsdeel van Thomas A. werd verminderd met de schulden die hij gemaakt had in het verleden, dusdanige schulden dat hij op verzoek van vader Cornelis L. in 1863 onder curatele gesteld werd ‘uit hoofde van verkwisting’. Thomas A. die altijd zonder beroep geregistreerd staat, verbleef sindsdien te St. Michielsgestel. Eind 1869 woont hij bij een boerengezin in Moergestel, zonder beroep. Na enkele maanden vertrekt hij naar Lier (B). In 1875 werd de onder curatele stelling opgeheven. Thomas A. kwam in de buurt wonen namelijk op het Munnikenhof te Terheijden. Als waarschuwing lieat zijn broer Laureis C. een annonce plaatsen in de pers dat ‘alle handel met zijn broeder Thomas Adriaan van Beek gedaan, nietig is, hoe gering ook ! ‘ Op 4 juni 1877 overleed Thomas A. te Terheijden. Notaris van de werk te Zevenbergen riep per annonce degenen op, die in verband met de nalatenschap van Thomas Adriaan van Beek, menen nog iets tegoed te hebben van of verschuldigd zijn aan Thomas A. , zich voor 1 juli te melden. Vader Cornelis L. was ondertussen in 1871 overleden. De hoeve aan de Langeweg ging in eigendom over aan zoon Cornelis Gummaris Jacobus. Cornelis L. had dit in 1865 bij testament geregeld. Cornelis G.J. moest bij zijn overlijden wel alles nalaten aan zijn broers met uitzondering van Thomas A. Die kreeg vier bunder onder Steenbergen op voorwaarde dat hij eerst ruimt 4000 gulden aan zijn broers zou betalen. Het waren schulden die hij door geldverkwisting had gemaakt en die vader Cornelis L. voor hem had voldaan. In 1875 overleed Cornelis G.J. Dienstmeid was op dat moment Cornelia Lambregts en Dingeman Stoop knecht. De achtergebleven gebroeders Laureis C. en Adriaan van Beek verkochten de hoeve in 1875 en verhuisden naar Zevenbergschen Hoek. Deze verkoop kwam voor de paters erg gelegen. De kerk was in aanbouw. Laureis C. schonk de kerkvloer en Adriaan het hoofdaltaar en de zijaltaren van beeldhouwer Pouilart uit Assche (B). De beelden voor de zijaltaren werden door anderen geschonken. Het mooie van deze schenking is dat een gedeelte van het aankoopbedrag van de grond waarop de kerk gebouwd werd, als het ware terugvloeide naar de kerk. De hoeve van de gebroeders Van Beek kreeg namelijk als nieuwe eigenaren Petrus van de Noort (1830-1890) en zijn vrouw Johanna Damen (1821-1895). Dit vrouwke Van de Noort verkocht grond voor de bouw van de kerk. Dat gebeurde met zekere tegenzin, mogelijk uit vrees dat hun boerenbedoening met herberg midden op Slikgat, door verkoop van aangrenzende grond, in waarde zou kunnen dalen. Toch ging de verkoop door en met het geld van vrouwke Van de Noort werd een deel van het interieur van de nieuwe kerk bekostigd, dankzij de gulle gaven van de verkopers, de gebroeders Van Beek. Petrus van de Noort en zijn vrouw gingen boeren op de hoeve aan de Langeweg. Even de Langeweg oversteken was er niet bij want als de weduwe Johanna Damen in 1895 overlijdt, wordt een boedelbeschrijving opgemaakt die twee dagen in beslag neemt. Het was een drukte van belang bij die boedelbeschrijving welke laatste maar zelden in omvang te overtreffen zal zijn. Johanna was voor de tweede keer getrouwd en stierf kinderloos. Dat zorgde voor een bont gezelschap erfgenamen. Willem Merkelbach,lid van de Eerste Kamer der Staten Generaal was een van de aanwezigen maar ook slager Van Oers uit Lage Zwaluwe. Adriana Smulders, dochter van de Slikgatse wagenmaker was tot aan het overlijden van Johanna Damen in 1895 haar dienstbode. Zij moest ervoor zorgen dat niets werd achtergehouden en er tussentijds niets verdween. Johannes Cornelis Adrianus Wijtvliet (1868-1916) koopt de hoeve in 1895. Hij werd geboren op de hoeve aan de Langeweg 74 en trouwt in 1896 met Cornelia Johanna van Gils (1870-1913) uit Zevenbergschen Hoek. In 1902 werd hun eerste zoon geboren, Wilhelmus Gijsbertus Cornelis Franciscus. Hij doorliep de lagere school in zijn geboortedorp tot 1913, het jaar waarin zijn moeder stierf. Hij werd naar de kostschool in Huijbergen gestuurd. In 1932 werd Willem benoemd tot burgemeester van Bakel c.a. Hij weigerde medewerking met de Duiters . Op 5 september 1944, dolle dinsdag, werd hij op transport gesteld dat eindigde in kamp Buchenwald (D). Van uitputting stierf hij daar op 9 februari 1945. Na het overlijden van zijn vader in 1916 werd de hoeve in delen verpacht door de voogden van Wilhelmus Wijtvliet. Johannes Gerardus Vrins (1889-1948), in 1916 gehuwd met Maria Wilhelmina de Rooij, ging de hoeve bewonen. Hij legde zich met zijn inwonende neef Willem Wevers toe op fruitteelt. Het echtpaar bleef kinderloos. In 1927 werden de landbouwgereedschappen op de hoeve geveild. Vrins bouwde een woning in de Hamseweg(no 5). De hoeve aan de Langeweg werd vervolgens verpacht aan een neef van Wilhelmus Wijtvliet, Rumoldus Romme (1903-1994) uit Zevenbergschen Hoek. Remolt , zoals hij genoemd werd, is dan nog vrijgezel en daarom neemt tot 1933 zijn zus Gerarda (1904) de honneurs van huisvrouw waar. In 1936 wordt Adriana Buijs (1912) uit Den Bommel zijn huisvrouw. Drie kinderen worden er geboren, Pieter (1937) , Adriana (1938) en op 10 mei 1940 Rumoldus. Nelly van de Keuken woonde er als dienstmeisje gedurende de oorlogsjaren. Remolt , was een boer die tussen het volk stond. Hij sloot zich bijvoorbeeld aan bij de Langewegse Voetbal Vereniging, iets wat niet voor de hand lag bij de boerenstand. In de oorlogsjaren hielp hij gezinnen die in voedselnood zaten. Zelfs voor zijn schoonmoeder Adriana Jacoba Segers (1871-1951) was er plaats op de hoeve. In 1958 stak het gezin de Atlantische Oceaan over. Voor jonge boeren was weinig toekomst in Nederland. Daarbij kwam nog dat de hoevegebouwen hun beste tijd hadden gehad en in de weg stonden voor de verbreding van de provinciale Langeweg. Hun knecht , de Langewegse Marijn Roovers , vergezelde het gezin dat neerstreek te Russell in de provincie Ontario te Canada. Niets in het landschap herinnert nog aan de oude hoeve met gebouwen. Een strakke platte vlakte bedekt de geschiedenis van bijna vier eeuwen boerenbewoning.
februari 2022