Muziek Veredelt, zonder drank toch genoeg klank!  (2)

De eerste dirigent , directeur genoemd, werd de in Bergen op Zoom geboren, Arnoldus Martinus Laro. Hij woonde in Breda  als legermuzikant en vulde zijn vrije uren met de directie van verschillende muziekgezelschappen in de omgeving van Breda. Ruim 10 jaar zou dit zwaar geschut de fanfareleden, waarvan de meerderheid nog  van toeten noch blazen wist, in het gareel houden. Wegens verhuizing leidde hij in 1941 zijn slotakkoord in als directeur van de fanfare.  Voor de fanfare zou de naam Laro  nog  tientallen jaren nagalmen. Een zoon van Laro zou in de tweede helft van de 20e eeuw  een toonaangevend persoon worden  voor fanfare- en harmoniemuziek -gezelschappen en -opleiding, zowel binnen als buiten Nederland . Hij werd o.a. dirigent van de Marinierskapel te Rotterdam en hoofddocent aan het Brabants Conservatorium. De opzet van de Nationale Taptoe te Breda mag hij tot zijn  grootste verdiensten rekenen. De Langewegse fanfare ging er later, tijdens de concoursen een beetje groots op, het nageslacht van hun eerste directeur in de jury aan te treffen.  Naast een voorzitter, monsieur van Egeraat, stadsgenoot van directeur Laro, werd Burgemeester van Aken van Zevenbergen, geboren op Schoolstraat 2 , erevoorzitter. Pater Hyacintus van Erp zou als geestelijk adviseur waken over het Rooms Katholieke karakter van het bestuur, de leden en de muziek.  Een niet te vergeten partij speelde ook een zogenaamde beschermheer van de fanfare. Deze erefunctie werd verleend aan iemand waarvan verwacht werd wat steun te verlenen  bij de oprichting en daarna, maar dan vooral financiële steun. Als eerste voor deze functie werd de directeur van de houtzagerij op Hazeldonk, Henri Aarden benaderd. De eerste maal dat de fanfare van zich liet horen in de buitenlucht was dan ook de tocht op 2 maart 1930 naar de tuin van Henri Aarden. Om  de fanfare bij hun eerste marsen wat bij te staan werd het korps vergezeld door enkele verenigingen en  meehuppelende  jeugd. Op Hazeldonk werd in de tuin van de beschermheer de  Henri  Aarden-mars de lucht in geblazen.  Steun alleen vanuit de houtzagerij, zou het gezelschap koperblazers kort van adem doen worden. Ledenconrtibuties, donateurs, zomerkermis,toneeluitvoeringen  en gemeentelijke subsidiëring werden onmisbaar om deze ´vereniging in crescendo´ voor het dorp te bewaren.  De fanfare ontbrak zelden bij dorpse aangelegenheden zoals huwelijksjubilea, processies, kermis, het verwelkomen van een nieuwe gardiaan en gymnastiekfeesten. In het najaar van 1931 was er voor het eerst een zogenaamde ‘uitvoering’. Leden van de fanfare voerden een toneelstuk op.  De opbrengst hiervan werden gebruikt om de Sint Antoniuszaal naast de kerk te verfraaien. Op de foto :Het uit 1905 stammende verenigingsgebouw gebruikt voor toneel, zang, vergaderingen, patronaatswerk  en gymnastiekoefeningen. Boven het podium staat in grote letters : Hulde aan God en Koning trouw. Uitbreiding van de St. Antoniuszaal kon niet uitblijven door o.a. de oprichting van  fanfare Muziek Veredelt die dit gebouw als thuishaven en  repetitieruimte moest gebruiken . Het gebruik van een plaatselijk herberg hiervoor was  uit den boze. ‘ Zonder drank  toch genoeg klank’ , luidde het adagium destijds, al werd het niet met grote letters op de muren geschreven. September 2017