Een garde d’ honneur bij gelegenheid van het bezoek van de missiebisschop Pacificus Bos op 16 maart 1920.
Op de achtergrond de herberg van Piet Schuurmans.

Prins Hendrik en Sportlust

Ons dorp is ontstaan te midden van grote landbouwbedrijven die o.a. zorgden voor werkgelegenheid. De laatste 75 jaar is die werkgelegenheid, met uitzondering van enkele grote loonbedrijven, hier sterk afgenomen als gevolg van de mechanisering in de landbouw. Tractoren bijvoorbeeld, namen vooral na de Tweede Wereldoorlog werkzaamheden van trekpaarden over. De inventarislijsten van boerenbedrijven in onze omgeving vermelden al vanaf 1550 de aanwezigheid van meerdere paarden per bedrijf. Tot op de dag van vandaag zijn in Langewegse landbouwschuren nog aanwijzingen te vinden die soms wijzen op de stalling van een tiental paarden per bedrijf in het verleden. Naast landbouwwerkzaamheden werden ze ingezet voor personenvervoer, in het leger, aan de tredmolen, in de kolenmijnen of aan de trekschuit. Soms gebruikte de boer zijn paarden om te pronken. Het beest werd dan eens goed gewassen, gekamd en versierd om bij speciale gebeurtenissen deel uit te kunnen maken van een erewacht of garde d’honneur. Zo werd bij gelegenheid van de consecratie van de paterskerk te Slikgat, op 26 juli 1876, de bisschop van Breda vanaf de Hooge Brug te Terheijden ingehaald door een erewacht van meer dan 30 paarden. Als het beest ziek werd of verzwakte, kwam het abattoir in zicht. In 1882 brak in de stal van C. Nelemans aan De Langeweg een voor paarden besmettelijke, dodelijke ziekte uit, de zogenaamde kwade droes. Het ‘aangetaste schoon driejarig paard’ werd op last van de district-veearts nog dezelfde morgen afgemaakt en onteigend. Daarna volgde de ontsmetting van de gehele stal. Erger werd daarmee voorkomen want Slikgatse boeren waren in die tijd met hun paarden vaak te vinden bij keuringen en concoursen. Sebastiaan van Dongen , Antoon van de Dam en Antoon Snoeys moeten met hun paarden Tika, Mina en Roza wel een echte paardenliefhebbers geweest zijn. In 1888 nemen zij deel aan een concours harddraverij te Leur. Hoe ver de liefde van de mens voor het paard soms ook kon gaan, ze kwam niet altijd van twee kanten. In 1890 was een zoon van Sebastiaan van Dongen aan het werk in de paardenstal op de hoeve aan de Langeweg (19). Plotseling kreeg hij een dusdanig hevige trap toegediend van vriend knol dat onmiddellijk geneeskundige hulp moest worden ingeroepen. Het liep gelukkig goed af en voor deze paarden minnende familie was het geen reden om de boosdoener voorgoed op stal te zetten. 27 april 1900 was een dag waarop het goed mis ging tussen een paard en zijn baas. Boerenknecht Terhorst, werkzaam op een hoeve bij station Langeweg werd door de poot van een paard ernstig gewond aan het hoofd. De man overleefde de trap niet. In de tweede helft van de 19e eeuw ontstond in onze contreien het streven paardenrassen te veredelen, zowel de koudbloedige werkpaarden als warmbloedige luxe paarden. Inteelt had tot verzwakking geleid en daarom oriënteerde de landbouw zich op de invoer van hengsten uit het buitenland. In 1896 richtten daartoe zo’n 50 paardenhouders van Slikgat en Zevenbergschen Hoek de ‘Vereeniging ter veredeling van het paardenras gevestigd te Zevenbergschen Hoek’ op. Voorzitter werd Jan van Beek uit Zevenbergschen Hoek en zijn plaatsgenoot Antoon Francken secretaris. Hun stamcafé was de herberg van Jan Kavelaars op Slikgat. De vereniging richtte zich aanvankelijk op de veredeling van het luxe of warmbloedige paard. Ieder lid moest een aandeel kopen van 20 gulden. Een geldlening van 7000 gulden werd afgesloten. In hetzelfde jaar nog werd voor 3000 gulden in Engeland een warmbloedige Hackneyhengst aangekocht die op de hoeve van Sebastiaan van Dongen bij het Slikgat zijn werk moest gaan doen. Jaarlijks kostte het beest 625 gulden aan voeding en stalling. In 1897 vond bij Van Dongen een veulenkeuring plaats . De veulens waren in dit jaar geboren en afkomstig uit Slikgat en omgeving en hadden als gemeenschappelijke vader de aangekochte Hackneyhengst. De veredeling had haar vruchten afgeworpen, zowel voor wat betreft de fokkerij als de financiën; tijdens de jaarvergadering op 19 februari 1898 werd bekend gemaakt dat de hengst de afgelopen twee jaar 231 maal bezoek had ontvangen en bovendien 725 gulden aan prijzen had binnengehaald op tentoonstellingen. En daarmee was het paard uit de rode cijfers. Behalve de hengst vielen zijn nakomelingen regelmatig in de prijzen. Reden genoeg om uit te zien naar een tweede dekhengst. Begin 1899 reisde het bestuur af naar het, in het noorden van Duitsland gelegen Norderschwei, om een ruim tweejarige warmbloed Oldenburger, genaamd Brillant III, aan een keuring te onderwerpen. Het aankoopbedrag benaderde de 5000 gulden. Sebastiaan van Dongen zou zich er weer over ontfermen. Niet-leden waren met hun merrie niet meer welkom bij de hengst. Het dekkingsgeld voor de Engelse hengst werd vastgesteld op 7,50 gulden. Wie liever op bezoek ging bij de nieuwe Duitse hengst Brillant III, moest het dubbele ophoesten. De Oldenburger was immers wat jonger, nog niet vrij van schuld en het aantal jaarlijkse dekkingen werd gemaximaliseerd op 100. Dat bij de boeren de liefde voor het paard ook een zakelijke kant had blijkt wel uit het feit dat alleen de Duitse nieuwkomer tegen brand verzekerd werd. De vurigheid waarmee Engelse Hackney zijn taak had uitgeoefend, zal door de jaren heen wel wat getemperd zijn. In 1902 verschijnt hij dan ook niet meer op de, in 1888 door de provincie Noord Brabant ingevoerde, jaarlijkse verplichte dekhengstenkeuring. Brillant III heeft vier jaar zijn beste krachten kunnen geven aan de Vereeniging; in januari 1903 wordt hij in het een openbaar verkocht voor de herberg van Kavelaars. Pieter den Ouden uit Zevenbergen wordt voor 750 gulden zijn nieuwe baas. Met regelmaat namen Slikgatse paardenbezitters deel aan een concours hippique of een landbouwtentoonstelling. In 1903 doet herbergier en agrariër Jan Kavelaars mee met Vos aan een concours voor aangespannen handelspaarden te Waalwijk. Een jaar later scoort Vos in Oosterhout. Ginet van Marijn Melissen wint er een prijs op een merriekeuring. Op de landbouwtentoonstelling te Zevenbergen is Nelly, een warmbloedige merrie van Cees Wijtvliet te bezichtigen. Op een concours te Breda in 1909 wint Sebastiaan van Dongen een vierde prijs met Margot. Op de Nationale Landbouwtentoonstelling van 1923 in Den Haag werd de fokhengst van de vereniging, Clairon van Mullem , een Belgische trekhengst, bekroond met de eerste prijs onder de trekpaarden. In die jaren was hij de vader van een groot aantal paarden in West-Brabant. Veel van zijn nakomelingen zijn geboren op de Schaapshoeve aan de Achterdijk. De familie Romme-van Aart aan het Nieuwveer, viel op deze tentoonstelling met meerdere paarden in de prijzen. In 1927 wordt voor de laatste maal het bestaan vermeld van een ‘Vereeniging van Trekpaardenfokkers te Langeweg’. Ondanks het feit dat het paard, vooral in de tweede helft van de 20e eeuw, steeds minder werd ingezet voor agrarisch gebruik en het luxe paard steeds meer verdrongen werd door de opkomst van het automobiel, bleef ze een soort wezen dat op een boerderij hoorde. Vooral de warmbloedigen kregen in de loop van de twintigste eeuw ,naast een dienende, een recreatieve rol. Zij waren geen nummer op een boerderij maar kregen een voornaam. Om concoursen en tentoonstellingen in meerdere plaatsen mogelijke te maken werden begin 1900 rijverenigingen opgericht. De foto toont ons een garde d’ honneur bij gelegenheid van het bezoek van de missiebisschop Pacificus Bos op 16 maart 1920. Op de achtergrond de herberg van Piet Schuurmans. Monseigneur Bos werd op station Langeweg verwelkomd door alle Langewegse verenigingen en belangstellenden. Het is niet uitgesloten dat deze garde d’honneur de eerste Langewegse rijvereniging is. In 1923 wordt een kring van rijverenigingen in het leven geroepen waarbij zijn aangesloten Langeweg, Lage Zwaluwe, Wagenberg, Zevenbergen en Princenhage. Meerdere rijverenigingen in onze omgeving droegen de naam van een lid van het koninklijk huis: Terheijden en Wagenberg kozen voor Wilhelmina en Lage Zwaluwe voor Juliana. In 1924 is in de pers sprake van de Langewegse rijvereniging Prins Hendrik. Ondanks het feit dat hij een groot paardenliefhebber was, is hij geen lid geworden van de Langewegse rijvereniging.
maart 2023