Sint-Ignatiusvloed Langeweg
Zondagmorgen 1 februari 1953 werd de kerkdienst van 7.00 uur in de paterskerk onderbroken door de mededeling dat de dijk langs het Hollands Diep bij het dorp Moerdijk het begeven had. Langeweg en omgeving zouden ten gevolge van die doorbraak met wateroverlast te maken kunnen krijgen. In de hele omtrek werden de kerkklokken geluid om te waarschuwen voor het naderende natuurgeweld. Zevenbergschen Hoek en omgeving waren al door het water overmeesterd. Na de hoogmis in de Langewegse kerk, werd uit volle borst nog het toepasselijke Marialied ‘Wees gegroet o Sterre, als de golven stijgen, hoger hoger dreigen’ ingezet. Deze gezongen smeekbede kon niet voorkomen dat rond het middaguur de politie met het bericht van de burgervaders van Zevenbergen en Terheijden afkwam, dat de bewoners van ons dorp, nog diezelfde middag geëvacueerd moesten worden. Het water was vanuit het noorden inmiddels doorgedrongen tot aan de Hoge Zeedijk. Gelukkig was deze oude dijk tegen het water opgewassen, maar dreiging vanuit andere richtingen bleef bestaan. Langeweg en Zevenbergen zouden beide overspoeld kunnen worden door zowel water uit het westen als oosten. De dorpsbewoners zetten hun huisraad een verdieping hoger en vertrokken gepakt en gezakt over de onverharde Zuiddijk naar het terrein waar tot 1937 de statie Langeweg lag. Een reis over de Langeweg werd te riskant geacht vanwege het alsmaar stijgende, woelige water, oostelijk van de Dwarsdijk dat de Kleine Spiepolder blank zou kunnen zetten. Bij het vroegere stationsterrein en Rijksweg A16 stonden treinen en bussen klaar om de bevolking in zuidelijke richting te evacueren over de A16, toen nog een smalle eenbaansweg en per spoor. De opvangcentra lagen in Breda, o.a. Concordia en Etten-Leur. Een tweehonderdtal Nederlandse en Franse soldaten en Italiaanse Brandweerlieden zouden de komende weken de Maria-School en Sint-Antonius-zaal als thuishaven gebruiken. Ze kwamen helpen het vee te vangen en te drijven naar het schoolplein, dijken te bewaken en versterken en een oogje in het zeil houden ter voorkoming van inbraak en plundering. Ondanks dat vond het een van de bewoners toch beter zijn levende have, in dit geval beperkt tot een biggetje, een reisje richting Concordia Breda te gunnen. Vele huisvaders bleven ook gewoon thuis als ze er toestemming voor hadden. Echter, ze mochten zich tussen 18.30 en 7.00 uur niet op straat vertonen. Een lange stoet met mensen, jong en oud, trok te voet en met karren of ziekenauto, soms vergezeld van koeien en paarden met en zonder begeleiders, in oostelijke richting het water tegemoet; het water zou vanuit De Amer binnen enkele uren de Dwarsdijk kunnen overspoelen. Om kwart voor vier in de middag vertrok de laatste bus naar Breda. Vier zusters van het Huis van Maria Onbevlekt Ontvangen werden vanuit Breda naar het moederhuis in Veghel gestuurd. De achtergebleven wakende zusters, die het vermoeden hadden dat het allemaal wel zou loslopen met een op handen zijnde zondvloed rond hun huis en school, kregen de schrik goed in de benen nadat een pater hun verteld had dat in 1906 in de oude Langewegse kerk het water vanuit de Mark tot aan de communiebanken gestaan had. Achterblijvers in het dorp hielpen mee de inboedel van school en het zusterhuis naar de eerste verdieping te sjouwen. Om 16.30 uur arriveerde huisschilder De Louw vanuit Veghel met de bedoeling de zusters in veiligheid te brengen. Om 20.45 uur kreeg moeder-overste vanuit het Moederhuis in Veghel het bevel te vertrekken; er was maar één weg meer vrij. Er zat niets anders op dan plaats te nemen in het vervoersmiddel dat de schilder in zijn witte overal ter beschikking had: een zwarte lijkwagen. Het zal wat minder comfortabel gezeten of in dit geval gelegen hebben, maar (waters)nood breekt wetten. In het kapucijnenklooster bleven nog een broeder en twee paters achter. Het plotselinge vertrek naar Concordia Breda zorgde voor angst, verwarring en onzekerheid bij de inwoners. Het weer werkte ook niet mee; het stormde verschrikkelijk, nog maar te zwijgen van de lage temperatuur van lucht en water. Vooral dat laatste moet in de zwaar getroffen gebieden vaak als doodsoorzaak beschouwd worden. Velen van de evacués waren nog maar net bekomen van droeve gebeurtenissen uit de Tweede Wereldoorlog. De verwarring die ontstond kon soms ludieke taferelen opleveren. Een moeder met een groot gezin sprak bij het verlaten van de trein in Breda de eerste beste perronganger aan met de vraag: ‘ Witte gij onze Nol te wonen?‘ Ze was er zich niet van bewust dat Breda wat groter was dan Langeweg en zag waarschijnlijk op tegen de opvang in zaal Concordia. Enkele uren nadien bleek de noodzaak van deze evacuatie; het water was inmiddels vanuit De Amer de Groote Zonzeelsche polder binnengestroomd. Om doorbraken in de Dwarsdijk, gelegen tussen de Hoge Zeedijk in het noorden en de Zuiddijk in het zuiden, te voorkomen, werd deze versterkt met zandzakken. Het benodigde zand werd gegraven uit de op- en afritten van het viaduct over de A16 in de Langeweg. De dijk kon met behulp van zandzakken behouden blijven maar op het punt waar de Zuiddijk en Dwarsdijk samenkomen ging het ’s avonds mis. Het gebied De Noord, ingeklemd tussen de Zuiddijk in het noorden, de Schoolstraat in het westen en de Zonzeelsche Dijk ( in 1986 afgegraven) in het zuiden, liep vanaf dit punt vol met water vanuit de Groote Zonzeelsche Polder. De boerderijen en huizen op De Noord, aan de zuidkant van de Zuiddijk en de oostkant van de Schoolstraat, kregen dus wateroverlast. Het water zou hier tot anderhalve meter boven het normale peil stijgen. Maandagmorgen 2 februari bereikte het water haar hoogtepunt. Dinsdag daalde het 20 cm maar woensdag steeg het weer. Een dag later zette de daling door. In de Markdijk werd een gat gegraven om de afvoer van het water vanuit de Groote Zonzeelsche Polder te bespoedigen. Donderdag 5 februari kwam het bericht af dat het water voor Langeweg geen bedreiging meer zou zijn. Die dag keerden vele inwoners weer terug. Op het schoolplein van de Maria-School was het in die dagen een drukte van jewelste. Het leek wel een boerenerf met al dat vee, het stro, de uitwerpselen met daartussen in- en uitlopende soldaten. Maandag 9 februari vertrok de eerste groep soldaten. Ze werden afgelost door een groep Franse soldaten. Dit afscheid verliep niet geheel vlekkeloos; klaarstaande op het dorpsplein voor vertrek kwam een uitbaatster van een van de drie dorpscafés de commandant vertellen dat ze papieren geld miste. De dief moest gezocht worden binnen de vertrekkende troepen die waarschijnlijk de zondagavond daaraan voorafgaande haar etablissement hadden vereerd met een bezoek. De commandant gaf onmiddellijk de manschappen het bevel alles ‘binnenste-buiten’ te keren met alle oponthoud dientengevolge. Doordat niets gevonden werd van de vermiste buit, geraakte de commandant in alle staten en meende het niet ongepast te vinden een lik op stuk beleid te voeren als reactie op de onjuiste beschuldigen aan het adres van zijn troep. Zonder enige aarzeling werd dan ook een openluchtvonnis uitgevoerd in de vorm van niet al te voorzichtige klap in het gezicht van de wantrouwende kasteleinsvrouw, vergezeld van een niet al te zachtaardige scheldkanonnade. De commandant was toch al enigszins aangebrand vanwege het besluit van hogerhand om de bevolking weer terug te laten keren terwijl het waterpeil nog steeds onstabiel bleek. De bevolking werd geadviseerd slechts het meest noodzakelijke naar beneden te halen. Veel mensen durfden ’s avonds niet naar bed omdat het water nog tot op slechts enkele meters van hun huis stond. Soms stond het water zelfs binnen. Een gezin van dertien vertrok na een dag weer richting Breda; het water stond nog zo hoog dat de deurknop amper te zien was. De Franse soldaten verbleven een week in Langeweg om de naweeën van de watersnood te helpen verzachten ; opruimen, schoonmaken, herstel in de polders enz. En niet alleen naweeën waren er, ook barensweeën zorgden weer voor nieuw leven ; 9 februari werd bij wachtmeester Van der Zanden aan de Steenweg een dochtertje geboren. Een soldaat was er getuige van dat, ondanks de gure weersomstandigheden, het kind naar de kerk gebracht werd om het H. Doopsel te ontvangen. De overstroomde gebieden bleven voor Langeweg beperkt tot De Noord, de Hoge Zeedijk en een deel van Hazeldonk . Gelukkig had Langeweg geen doden te betreuren. De smeekbede Wees gegroet o Sterre kon gezongen worden als danklied. De BBA bussen konden vanaf 16 maart weer gaan rijden. De scholen werden schoongemaakt. Schade is er niet aangericht door de troepen maar de kachels hadden dusdanig veel warmte moeten leveren dat ze het kort daarop begaven. 23 februari gingen de scholen open. Veel kinderen waren nog niet terug in het dorp. Wel bezochten diverse geëvacueerde Zeeuwse kinderen de school. In Langeweg zijn nog geruime tijd ( Zeeuwse) gezinnen ingekwartierd geweest die in veel zwaarder getroffen gebieden dakloos waren geworden. Half maart was het merendeel van de Langewegse woningen bewoonbaar. Een vervelend gevolg van de watersnood was de vlooienplaag . In alle hoeken van huis gaven ze blijk van hun aanwezigheid door massaal steken uit te delen. De akkers waren nog niet allemaal bruikbaar. Dat zou nog een groot jaar duren, alles moest zijn tijd hebben. Zelfs de vlooien verdwenen. Deze watersnoodramp werd onder de katholieken de bekend als de Sint-Ignatiusvloed omdat 1 februari de feestdag was van deze heilige. De protestanten kennen geen heiligen en noemden het de Beatrix-ramp. Deze namen zijn in de loop der jaren als het ware verwaterd tot watersnoodramp en stormvloed. Maar hoe we het ook noemen, wenden of keren: Water, we kunnen niet zonder, maar teveel is nooit goed.
februari 2023