De drumband van fanfare Muziek Veredelt op de Slikgatse kermis eind 50er jaren

Slikgatse kermis verleden tijd? (2)

We dwalen wat af van ons onderwerp  en het kermisterrein. Iets wijst erop dat het er niet altijd zachtzinnig aan toegegaan zal zijn  op kermismaandag 17 september 1804. Geweld en messentrekkerij  waren ook de Slikgatse kermis niet vreemd. We  begeven we ons naar het  Hazeldonks Polderke  gelegen tussen het Zwartenbergs veer , het Hazeldonks dijkje , Zuiddijk en de Mark  onder de voormalige gemeente Terheijden. De polder en de hoevegebouwen aan het einde van de Hazeldonkse Zandweg, eigendom van de domeinen,  zijn  op dat moment in pacht bij Adriaan  Servaas van Eekelen. De Vlaamse schuur staat er nog. De boerenwoning is  gesloopt in verband met het doortrekken van de Zandweg richting Leur in 1939. Aan de oostkant van de Vlaamse schuur  verrees een pareltje van  de Brabantse architect Jos Bedaux  genaamd  Hazeldonk.  3 november 1804 staan voor de Schepenbank van Zevenbergen, een soort gemeentelijke rechtbank, Jan Kouters, Leendert van Leeuwen, Lambert van Geel, Cornelis van der Made en Jan van Tilburg. Ze worden beschuldigd, de ene meer dan de andere, van  baldadigheden, belediging en  lichamelijk geweld waaronder dreiging met een mes op maandag 17 september 1804, de dag dat het kermis was op Slikgat. Vooral Jan Kouters moet het te bont gemaakt hebben. Het vijftal was aan het delven ( diep spitten)  op het land van Pieter Testers, gelegen tegenover het huidige Roville  aan de Zuiddijk. Op het land daarnaast, in de hoeve van Adriaan Servaas van Eekelen,  werd soortgelijke arbeid verricht door Cornelis van der Heijden, Jacobus de Bruijn, Jan van Nispen, Gommert van Geel, Cornelis van der Borst, Wijnand Diepstraten, Cornelis van Leeuwen en Arnoldus en Anthonij Rompa. Tussen 10 en 11 uur  stapten de  werklieden van Pieter Testers  op die van Adriaan Servaas van Eekelen af.  Deze laatsten  werden  gedwongen het delven te staken om kermis op Slikgat te gaan vieren. Kouters en kornuiten gingen in de delfkuilen zitten om het werk te beletten en  deelden klappen uit op de rug en achterwerk  van  Van  Eekelens knechten.  Ondertussen had  Adriaan Servaas van Eekelen  op een wei naast het delfveld een wagen met gras geladen en wilde die naar de hoeve brengen. Jan Kouters sprong op dat moment over de sloot en schoot op de boer af. Hij ging voor de paarden staan en stelde de boer voor om het werk op zijn veld voor gezien te houden om kermis op Slikgat te kunnen gaan houden. Van Eekelen wilde  eerst  zijn paarden en wagen naar huis brengen. Kouters bleef echter aandringen. De boer zou zijn wagen verderop aan  het hekken van de  wei vastbinden. Op het moment dat Van Eekelen  de zaak  weer in beweging  wilde  zetten  pakte Kouters  een paard  bij de toom rukte bij van Eekelen het lint uit de handen, trok  de hamer uit de dissel en bond de paarden aan de dichtstbijzijnde  wilgenpoot . Van Eekelen  stak de hamer nog terug in de dissel. Uit  hetgeen hierna gebeurde bleek  dat  het Kouters allemaal niet zozeer om kermisverlof voor Van Eekelens delvers te doen was. Kouters  dwong de boer antwoord  te geven waarom  hij hem vorig jaar niet als delver wilde hebben. Om dezelfde reden had Van Eekelen  ook bij Leendert van Leeuwen  blijken van vijandschap  opgewekt.  Kouters schreeuwde dat dit alles kwalijke gevolgen zou  kunnen hebben. Hierna stapte  de boer, met achterlaten van paarden en wagen en een dolle Kouters, huiswaarts. Kouters keerde woedend terug naar het veld, met een mes in zijn hand. Hij pakte Cornelis van Leeuwen vast en  hield het mes dreigend boven diens hoofd waarop Van Leeuwen riep : “kaarel   snijdt niet !“  Kouters borg zijn mes op en vond het blijkbaar verstandiger de wagen met gras persoonlijk  naar Van Eekelen  te brengen. Teruggekomen op het veld riep  Kouters :  “Jongens , delft maar toe, het is allemaal niet zo gemeend geweest,  maar zegt tegen boer Van  Eekelen dat hij mij niet schouwen moet en dat zo hij mij schouwt,  ik hem zoeken zal.”  Kouters had dan de wagen met gras wel naar de hoeve gebracht als een soort spijtbetuiging maar deze  bedreigende uitspraak was voor Van Eekelen voldoende om over het gebeurde geen gras te laten groeien. Het personeel van Van Eekelen werd op 15 oktober 1804 gedagvaard voor de schepenbank om onder ede hun verhaal te doen over het gebeurde. Jan Kouters en zijn kornuiten werden op 3 november aan de tand gevoeld hebben maar ontkenden alles. De rechtbank zag in Kouters met zijn  ‘ complotterijen, excessen en aanranding op iemands eigen grond’ een gevaar voor de publieke rust en veiligheid . Over de verdere afloop tasten we nog in het duister maar zeker is dat het gebeurde tijdens de kermis van 1804 het gesprek van de dag is geweest en dat Kouters met zijn gevolg van een koude kermis zijn thuisgekomen. 

November 2020