Stap voor stap naar een dorpsplein (1)
In de wederopbouwjaren na de Tweede Wereldoorlog ontstond het idee om het punt waar Langewegse wegen, dijken, straten en de kerkpad samenkomen, tot een groter dorpsplein uit te laten groeien . Met de Mariaschool, een brandspuithuisje, een veldwachterwoning, drie herbergen, de kiosk van Muziek Veredelt en enkele winkels werd in de vooroorlogse jaren dit punt al wel beschouwd als zijnde het ruimtelijk hart van ons dorp. Om de bruikbaarheid hiervan wat te verruimen en daarmee het, niet in alle hoeken fraai ogende dorp, een beter aanzien te geven, ontstond bij beide gemeentebesturen het plan voor een groter dorpsplein. De herberg en schuren van Bart van Gils waren bij de bevrijding in 1944 verworden tot een onherstelbare puinhoop. Door gedeeltelijke onteigening zou aanleg van het plein mogelijk worden. Door sloop van een pand aan de ingang van de kerkpad, een benaming uit de volksmond voor de huidige Kloosterlaan, zouden kerk en klooster wat meer in het zicht komen te liggen vanaf het nieuwe dorpsplein. Ook de paters hadden over de pad wat in de pap te brokkelen, het was immers hun eigendom. Het ging allemaal niet van een leien dakje; met de uitvoering van dit plan blijkt achteraf een periode van zo’n twintig jaar gemoeid geweest te zijn. Het ging allemaal maar stap voor stap. Allereerst moest de boerderij van Van Gils elders worden herbouwd. Het streven om nieuwbouw van boerderijen binnen een bebouwde kom niet toe te laten deed toen al opgeld en zorgde daardoor voor het nodige oponthoud. De nieuwe boerderij werd alsnog binnen de dorpskom herbouwd aan de Langeweg met als vergoelijking dat een boerderij nu eenmaal in het landelijke karakter van een dorp als Langeweg niet zou misstaan. Het schilderachtige pand op bijgevoegde foto moest ook van aarde verdwijnen. Het plaatje toont ons de winkel met woonhuis en werkplaats voor verf, schilderswaren en huishoudelijke artikelen van Kees van de Heuvel en Goverdina Schouwenaars. Tot 1960 stond het op de hoek Zuiddijk-Kloosterlaan. Dit huis heeft, zoals ieder huis, een vorig leven. Dingeman Stoop (1767-1844), dagloner uit Lage Zwaluwe, trouwde in 1795 met Hendrina van Dijk (1766-1854). Hendrina woonde destijds bij haar ouders in een huisje dat vrijwel midden op de huidige Kloosterlaan aan de Zuiddijk stond. Het echtpaar dat op Slikgat bleef wonen, kreeg tussen 1798 en 1810 zes kinderen. Hoewel de familienaam Stoop in die tijd meer voorkwam op Slikgat, is deze Dingeman Stoop de voorvader de familie Stoop die tot in de 21e eeuw in ons dorp zou voortleven. Westelijk van het woonhuis van zijn schoonouders, ongeveer op de plaats van het huis op bijgevoegde foto, bouwde Dingeman een huis voor zijn groeiende kroost. Wanneer dit gebeurd is, is niet met zekerheid na te gaan. In die tijd mocht men nog bouwen naar eigen goeddunken. Iets van ruimtelijke ordening, bestemmingplannen, vergunningen aanvragen enzovoorts was nog niet uitgevonden . Bovendien, wat stelde een huis van een dagloner voor; enkele stenen of houten muren en wat riet als dak. Ging men verhuizen dan werd alles meegenomen naar de nieuwe bestemming. Vanaf 1798 regelde De Staat wel een en ander t.a.v. het bouwen op een dijktalud zoals hier het geval is. De dijken waren eigendom van De Staat. Gebruikers werd de grond in erfpacht uitgegeven. Vanaf 1818 moest Dingeman jaarlijks 10 cent per roede betalen. Voorwaarde was dat bij beëindiging van de pacht, de bewoner alles moest afbreken en opruimen. In 1844 is Hendrina weduwe. Het huis wordt verkocht aan haar zoon Dingeman (1810-1884). Dingeman trouwt in 1845 met Petronella de Bodt (1813-1876) uit Lage Zwaluwe. Het perceel grond dat de kapucijnen in 1874 aangekocht hadden voor de bouw van kerk en klooster, was vanaf de Zuiddijk bereikbaar via een pad nabij de inmiddels verdwenen Kromme Vliet, enkele honderden meters westwaarts van de huidige Kloosterlaan. In 1874 kochten de paters een stuk van de moestuin van Dingeman Stoop westelijk van het huis, voor de aanleg van een pad naar het te bouwen kapucijnenklooster. Dit pad, loodrecht op de kerk, ligt er nog maar is nooit in gebruik genomen als kerkpad. Bakker Cornelis van Gils had het geboortehuis van Dingemans moeder, Hendrina van Dijk, midden op de huidige Kloosterlaan, in 1857 geamoveerd. Cornelis kwam in 1875 via een ruiling overeen dat hij eigenaar werd van de grond en het bouwvallige huis van Dingeman Stoop. Hij was een groot voorstander van de bouw van een kerk op Slikgat en zorgde voor een meer, vanuit het dorp voor de handliggende gelegen pad naar de kerk. Bakker Van Gils had er mogelijk wel een beetje voordeel bij dat de kerkgangers nu zijn bakkerij aan de Zuiddijk moesten passeren om bij de kerk te komen. De grond over de gemeentegrens die nodig was om het pad tot aan de kerk door te trekken werd aan de kapucijnen geschonken door mevrouw Catharina Joostens- Elsen te Antwerpen. Als voorwaarden stelde zij dat op de geschonken grond geen woningen mochten worden gebouwd en dat deze nieuwe kerkpad als in- en uitgang gebruikt mocht worden voor haar aanliggende landbouwpercelen. Cornelis van Gils, die naast het broodbakken zijn tijd sleet als een soort makelaar in onroerend goed, liet het vervallen huis van Dingeman Stoop in 1879 slopen. Hij bouwde in 1880 de woning die we op de foto zien. Zijn bakkerskiel gaf hij aan Lucas van Steenhoven die gehuwd was met het pleegkind van Cornelis, Hendrina van Gils. Cornelis ging rentenieren en met zijn vrouw Maria van Dijk (1823-1891) betrok hij de nieuwe woning aan de kerkpad. Lucas van Steenhoven kocht deze woning in 1892. Cornelis van Gils kreeg er het vruchtgebruik van. Hij overleed in 1906. Op verzoek van executeur Jantje Spitters namens de gezamenlijke erfgenamen, en dat waren er nogal wat, vond op vrijdagmiddag 25 mei 1906 vanaf 1 uur ’s middags op straat, voor het huis, de openbare verkoop plaats van de inboedel van Cornelis van Gils. Dit allemaal onder toezicht van de notaris. Van Steenhoven splitste de woning. Als huurders vinden we er de verver Willem Gielen gehuwd met Adriana Quaijtaal en Christiaan Verhoeven gehuwd met Catharina Kommeren.
In 1919 koopt de gemeente Zevenbergen de woning ‘ ter stationering van een rijksveldwachter’ . In 1917 was reeds verzocht door het gemeentebestuur van Zevenbergen om een rijksveldwachter. Niet dat de veiligheid vanwege deze oorlogsjaren in het geding was, maar het dorp telde inmiddels ruim 1000 inwoners en met zijn volksvermaken, kerkelijke gebeurtenissen, sociale acties, toenemend wegverkeer en criminaliteit zou de nabijheid van een veldwachter geen kwaad kunnen. Veldwachters moesten hun werkgebied in het oog houden en bedienen per fiets. Van een snelle bereikbaarheid kon dus geen sprake zijn. In spoedgevallen visten ze altijd achter het net. In mei 1919 besloot de gemeente Zevenbergen tot aankoop van de woning van Lucas van Steenhoven. Enkele maanden tevoren had in het dorp een vader zijn kind dusdanig mishandeld dat de dood erop volgde. Dit was niet de aanleiding om de aankoop en vestiging van een veldwachter te bespoedigen. De gemeente kreeg in dat jaar de kans aangeboden een rijksveldwachter te mogen benoemen. Deze was goedkoper dan een gemeenteveldwachter. Bijkomend voordeel van een rijksveldwachter was ook dat hij bij zijn taakuitoefening niet belemmerd werd door een gemeentegrens die let wel, op enkele meters afstand van de achtergevel van de woning lag. De woning kreeg een flinke opknapbeurt en werd aan de westkant uitgebreid met een arrestantenlokaal . Dat lokaal is niet alleen een tijdelijk verblijf geweest ter afkoeling van door drank verhitte geesten maar ook voor ergere gevallen.
Maart 2022