Roville, in de volksmond : ’t kasteeltje’, woning voor , de directeur van de Steenbakkerij , J.J. van Aken

Steenfabriek Helena (2)

Het aantal werknemers op de steenbakkerij was begin 1900 niet hoog. Toch was het een intensieve vorm van werkgelegenheid , er moest keihard gewerkt worden.  Drie vaste werknemers bewoonden zoals gezegd, de drie arbeidershuisjes op het terrein Ze verrichtten gedurende het gehele jaar allerlei werkzaamheden op de bakkerij. Indien nodig werden vrouw en kinderen gedwongen hun steentje bij te dragen. Bij een plotselinge regenbui , bijvoorbeeld, moesten de ongebakken stenen die buiten lagen te drogen, afgedekt worden met rieten matten.  In de zomermaanden werd het vaste personeel aangevuld met ‘ een vijftal  flinke werklieden  tegen hoog loon ‘ zoals een advertentie in 1906 vermeldt. Dit seizoen was , vanwege de warmte en droogte, het meest geschikt om de stenen te bakken. Maar ook in voor- en najaar werd gebakken.  Naast menselijke is er ook sprake van dierlijke spierkracht op de bakkerij; met enige regelmaat worden paarden te koop aangeboden door de directie waarbij gewaarschuwd wordt voor ‘licht wagenslag ‘. In 1920 werden de paardenkracht  vervangen door motoren. In 1909 deed mededirecteur De Kruyff  aangifte bij de politie van oplichting door een oud-werknemer. A. A. kwam namens zijn vader, tevens werknemer op de fabriek, 25 gulden lenen. De Kruyff wilde een schriftelijke verklaring van de vader van A. De verklaring werd afgegeven en De Kruyff gaf het geld. Achteraf bleek vader hiervan geen weet te hebben. De Kruyff overleed in 1912. Van Aken zou als enige het bedrijf gaan leiden. Van Aken ging met de tijd mee want  in 1912 werd een nieuwe oven, een zogenaamde zigzagoven gebouwd met een dertig meter hoge schoorsteen . Het was de derde in Nederland en had een capaciteit van 10.000 stenen waalformaat per dag.   Maar dat jaar zou  de steenfabriek ook kennis maken met een geheel ander product van de vooruitgang , misschien  beter te omschrijven als neergang.  Op 11 april viel namelijk bij de steenbakkerij een vliegtuig als een baksteen naar beneden. Gelukkig viel het allemaal mee, hetgeen vooral te danken is aan het feit  dat  in die tijd de ontwikkeling van het vliegtuig ten aanzien van constructie en materiaalgebruik, amper het gemiddelde niveau van het kunst- en vliegwerk van de hedendaagse gemiddelde Slikgatse carnavalswagen overschreed. Op 11 april  was tot veler verbazing leerling-aviateur Busch op de Molenhei bij Gilze opgestegen om, zonder brevet een tochtje te maken, in de vaste overtuiging Bergen op Zoom te  bereiken. Er zich van bewust zijnde  dat hij met deze machine  niet hoog kon vliegen,  was hij  zelfs voornemens op verschillende plaatsen demonstraties van zijn vliegkunst te geven tussen de Molenhei en het eindpunt. De waaghals vloog op slechts geringe hoogte weg en volgde de spoorlijn naar Breda. Na Breda gepasseerd te zijn moest hij zijn vlucht in noordwestelijke richting voortzetten om een geschikt terrein uit te zoeken voor een noodlanding. De klep van een reservoir zou vastzitten vanwege bevriezing. Eenmaal een open terrein gevonden te hebben zette hij zijn daling in gang. Op het nippertje bemerkte hij de Mark en besefte dat met zo’n koude ontvangst zijn vliegplan helemaal  in het water zou vallen. Snel de hoogte in en…… boiing, dat is de schoorsteen van de steenbakkerij en nog even …. Busch in een boom ,eindbestemming bereikt. De schoorsteen stond nog fier rechtop. De piloot  moet als een rat zijn vliegend schepsel verlaten hebben. De motor was nog goed maar de vleugels met al het tuig- en latwerk verkeerden in een dusdanig toestand dat niets meer herkenbaar  was van hun oorspronkelijke functie. De ongebrevetteerde  Busch was lichamelijk vrijwel ongedeerd maar zeer onder de indruk en financieel geruïneerd. Aan dat laatste waren de gebouwen van de bakkerij ontsnapt. Het brandstofgebruik van de nieuwe zigzagoven was hoger dan de oude bakoven wat zich vooral liet gevoelen gedurende het brandstofschaarste in de jaren 14-18. Daarbij kwam de afnemende vraag naar stenen met als gevolg grote voorraden. In 1917 moest dan ook weer vreemd kapitaal aangetrokken worden om de schoorteen te laten branden. In 1920 werden nieuwe loodsen gebouwd voor de opslag van o.a.rieten matten. De heilige Helena, dat lichtende betekent en ook aangeroepen als patrones tegen brand , onweer en vuur, liet bij de steenbakkerij op maandagavond 1 maart  1920 een steek vallen. In de gevulde zigzagoven was de temperatuur dusdanig gestegen dat  omstreeks zeven uur het vuur zelfs de oven in as dreigde te leggen. De lucht was dusdanig verlicht dat zowel de brandspuit van Langeweg als de brandweer van Zevenbergen erop afvlogen .  Door het kranig optreden van beide korpsen werden de nieuwe loodsen met rietmatten gespaard. De overkapping van de oven verbrandde gedeeltelijk maar het bakken kon doorgaan. Aangezien de brand op Terheijdense grond woedde , werd door Zevenbergen om een vergoeding gevraagd aan het gemeentebestuur van Terheijden. Toegekend werd een derde deel van de gemaakte kosten. De Terheijdense brandweer was destijds niet gealarmeerd dus niet op komen dagen. De uitgespaarde kosten waren dus dat toegekende derde deel. In 1918 biedt Helena twee schepen met Belgische stenen te koop aan. Vanaf 1920 levert  Helena  Waal- en Rijnstenen, nog goedkoper dan Belgische stenen !   Deze soorten kunnen betrekking hebben op de afmetingen maar ook op de herkomst van de grondstof. Door een sterke concurrentie met de Belgische steenfabrieken zocht men van alles  uit de hoek om te kunnen overleven. Daarbij kwam het feit dat de bakstenen steeds meer vervangen werden door beton en kalkzandstenen en asfalt de vraag naar straatstenen verminderde. In 1921  ontstonden landelijk conflicten tussen werknemers en werkgevers. Helena ontsnapte niet aan deze staking maar het werd binnen het bedrijf opgelost. Ondanks deze ontwikkelingen in de steenindustrie werd in 1922   Huize Roville met stalling, koetshuis en tuin aangekocht door NV Helena. Gelegen tegenover de steenbakkerij was het een mooie woning voor de directeur die vanaf 1921 het pand huurde.  Eind augustus 1926 was de 27-jarige Claas Snijders uit Langeweg een kar leem aan het vullen. De nijvere man overlaadde de kar dusdanig dat de leem naar beneden stortte en Claas er geheel onder bedolven werd. De man werd spoedig uit zijn benarde positie bevrijd maar aangekomen in het ziekenhuis bleek zijn linker onderbeen  op drie plaatsen gebroken. Men vreesde voor amputatie. In 1932 deed zich nogmaals een ongeval met een leembak voor doordat een tandwiel van een stoomkraan afbrak.  Niemand  raakte gewond. Van Aken was toen al een zevental jaar burgemeester van Zevenbergen . Het directeurschap van een bedrijf zal hiermee moeilijk te verenigen zijn geweest en daarom werd per 1 januari 1926 de steenbakkerij verkocht aan  de gebroeders Cornelis en Antonius Hennekam, een bekend Brabants steenbakkersgeslacht. In 1941 werd de NV opgeheven en daarmee doofde het vuur in  de steenovens . Van de steenfabriek zelf is nog weinig tastbaars terug te vinden  met uitzondering van de arbeidershuisjes. In het kader van Ruilverkaveling Zonzeel is in de tachtiger jaren van de vorige eeuw het terrein voor landbouwdoeleinden ongeschikt bevonden en daarom door Staatsbosbeheer omgevormd tot (productie)bos. Zichtbaar in Langeweg zijn nog wel de voortbrengselen van de steenbakkerij ; voormalig zusterhuis en Maria School zijn opgebouwd uit stevige bouwstenen van   Steenbakkerij  Helena.