Van snijders, brievengaarders en lantaarnopstekers (2)
Mogelijk gaan we er vanuit dat het werk van een brievengaarder op een klein dorp als Slikgat in die tijd maar een tussendoortje geweest zal zijn. Toch kwam er wel wat meer bij kijken. Antonie was op jonge leeftijd al weduwnaar zodat zijn vrouw hem geen werk meer uit handen kon nemen. Met de inwonende kinderen en een kleermakersknecht moest de zaak draaiende worden gehouden. Iets snel op de bus doen, was er in die tijd niet bij. Een voorraadje postzegels aan huis bestond niet, dus tijdens de kantooruren verkocht en plakte de brievengaarder postzegel voor postzegel .De postzegel moest afgestempeld worden met Slikgat , datum en dagdeel voor- of namiddag. Daarbij moest dan nog eens gecontroleerd worden of de poststukken voldoende geadresseerd waren. Vooral op het platteland waren veelal de familie- of bedrijfsnaam met plaatsnaam voldoende, aangevuld met het beroep . Voorbeelden te over: aan W.C. van der Peijl, hoofd der school Slikgat, aan Arie Nobel seminarist Langeweg , aan Mevr. C. Cock bij de molen Terheijden, aan J. Blewanus bakker Hooge Zwaluwe, aan Antoinette van Poppel te Ginneken bij Breda, . En als hekkensluiter : aan nr.167/57/10 strafgevangenis Breda. Als een briefkaart naast de naam van de afzender nog meerdere mededelingen bevatte , werd de porto bijna verdubbeld. Die extra betaling gold slechts voor de achterzijde, vandaar dat slimmeriken ook de voorzijde soms volgeschreven . Dat was altijd nog goedkoper dan een brief. Onder de postzegel kon ook nog weleens informatie schuilgaan die niet voor derden bestemd was. Dagelijks werd de post door de brievengaarder of een van de inwonende familieleden naar het hoofdkantoor in Zevenbergen gebracht. De te bezorgen post ging weer richting Slikgat, waar weer met het afstempelen begonnen werd, gevolgd door de bezorging. Die dubbele stempeling toont aan dat in die tijd, de post binnen Nederland al binnen een etmaal bezorgd werd. Vanaf 1882 worden negentien Brabantse hulppostkantoren , waaronder Slikgat, opengesteld voor de verzending van postpakketten, niet zwaarder dan 5 kilogram. Vanaf 1883 werd het Slikgatse kantoor ook opengesteld voor de dienst der Rijkspostspaarbank. In 1881 werd deze bank door de rijksoverheid in het leven groepen om vooral onder de arbeidersklasse het sparen te bevorderen. Erg warm liep men er de eerste jaren niet voor. In 1885 bedroeg het bedrag der inlagen 63 gulden op negen boekjes. Na 1890 worden de armen wat warmer. In 1892 wordt het huis herbouwd. De oudste zoon van de brievengaarder, Adriaan-Antonie, belandt ook op de kleermakerstafel en neemt het werk op het hulppostkantoor over van zijn vader die in 1893 overlijdt. Adriaan-Antonie wilde de functie van lantaarnopsteker niet overnemen. In 1892 solliciteerden J. van Kaam, Th. Deijkers van C. Vissers. De hogere welvaart had inmiddels voor wat extra lantaarnpalen gezorgd, doch een bijbaantje kon altijd nog wat verlichting brengen bij mensen aan wie deze welvaartstoename voorbij was gegaan. Jan van Kaam werd de nieuw man van het licht. Vanaf 1903 zijn diverse leden van het geslacht Van Kaam verbonden aan het postwezen te Slikgat. Gerard van Kaam wordt in 1903 plaatsvervangend postkantoorhouder en brievengaarder. Een jaar nadien kreeg Slikgat zijn eerste telefoonaansluiting . Het toestel werd geplaatst op het hulppostkantoor . Vanaf 1900 bestond onder de inwoners de wens om een publieke telefoon. Bij plotselinge behoefte aan een geneesheer, brandblusmiddelen, politie enzovoorts , werd het gemis vooral gevoeld. Het was, aldus een verzoekschrift aan de gemeente besturen ‘inconvenient’. Bij laatste woord gaat er wel een belletje rinkelen: Het verzoekschrift is niet slechts ondertekend door 53 dorpsbewoners. De term inconvenient paste vast niet in hun dagelijks spraakgebruik. Het zijn de Kapucijnen weer geweest die het eerst aan de bel trokken en die, met hun klein-seminaristen uit alle hoeken van het land in de achterhoede, het verzoekschrift opstelden. Juni 2019