Henrica de Ridder-Schuurmans

Van snijders, brievengaarders en lantaarnopstekers (3)

Al met al werd Slikgat vier jaar aan het lijntje gehouden alvorens een telefoonaansluiting tot stand kwam. De gemeentegrens midden door het dorp, zorgde weer voor de bekende  vertraging.  Een Zevenbergs raadslid merkt zelfs op ,naar aanleiding van het verzoekschrift uit 1900, dat Slikgat zo langzamerhand wel recht had op een brandspuit !!!  Was het een spraakverwarring of wilde hij het verzoek in de doofpot stoppen ?  Wethouder van Schijndel is duidelijker in zijn afwijzing : ‘Wat   hebben wij met die paters te maken ?’  was zijn opmerking.   Het was allemaal wel begrijpelijk want gemeenten draaiden tot 1920 op voor de kosten.  Toch   hadden beide gemeentebesturen wel  oren naar een telefoonverbinding . Omdat  Slikgat dichter bij Zevenbergen lag, was het volgens Terheijden goedkoper een verbinding  vanuit de centrale  te Zevenbergen aan te leggen.   Wel was Terheijden genegen bij te dragen in de helft van het salaris van de telefoonkantoorhouder. In 1902 was Slikgat het wachten beu. De paters benaderden J. Schwan ,inspecteur der posterijen te Middelburg, wiens  zoon  op studie was geweest te Slikgat ,  de  bevolking stuurde  een  tweede verzoekschrift aan de gemeentebestuur waardoor de draad weer werd opgepakt. In 1903 werd ministeriële toestemming verkregen voor de vestiging van een Rijkstelephoonkantoor te Slikgat  oftewel  de plaatsing van een telefoontoestel . Vanuit Zevenbergen werd een bovengrondse seindraad aangelegd naar het huis van Adriaan Kapitein . Daarmee verschenen  ook de eerste telefoonpalen in ons  straatbeeld. Brievengaarder  G. van Kaam , die nog geen 100 meter uit de buurt woonde ,kreeg een bel in huis, verbonden  met het telefoontoestel, voor het geval Kapitein niet opnam . 23 februari 1904 werd de eerste telefoonlijn geopend. Telegrafie was  nu ook mogelijk. Adriaan Kapitein  ontving hiervoor een jaarwedde van 65 gulden . Gerard van Kaam moest als vervangend postkantoorhouder tevreden zijn met 15 gulden.  De kantoortijden in 1904 vielen van 7.30 tot 8.30,  van 11.30 tot 13.30 en van 17.00 uur tot 19.00uur. Op zon- en feestdagen  van 7.30 tot 8.30 .   Adriaan Kapitein overleed in 1905. Het hulpostkantoor sloot haar deur.  Jantje de Ridder, wonende aan de Dwarsdijk en werkzaam in het postwezen van de Staats-Spoorwegen  werd de nieuwe hulppostkantoorhouder tegen een jaarwedde van 65 gulden. Hij kocht het huis van zijn schoonouders, het huidige adres Zuiddijk 47 en  liet een wachtkamer met telefooncel aanbouwen. Om als brievenbesteller rond te kunnen komen hield Jantje er op zijn het hulpostkantoor ook een handeltje op na in religieuze prullaria,  boeken , plaatwerk en gedachtenisprentjes. Gerardus van Kaam bleef hulppostkantoorhouder. Ook voor hem zal het geen vetpot geweest zijn,  daarom  vroeg hij in 1910 om verhoging van zijn jaarwedde. Als brievengaarder en telegrambesteller moest hij meer uren maken dan Jan de Ridder. Hij ving bot bij het gemeentebestuur, zijn salaris was al te hoog voor het werkelijke aantal telegrammen.  Van Kaam nam ontslag en vond werk bij de posterijen te Steenbergen. Dymphna de Ridder-Verwater, de vrouw de hulpostkantoorhouder  , nam zijn plaats in . Meerdere leden van de familie van Kaam uit Langeweg zijn werkzaam geweest bij de posterijen als brievenbesteller , Antonius, Carolus en Engelbertus. Jantje de Ridder werd in 1936 opgevolgd door zijn zoon Jacobus en hulpbesteller Willem de Ridder. Vanaf 1925 konden de inwoners van Langeweg  beschikken over een huistelefoonaansluiting.  Houthandel Aarden en Steenfabriek Helena  hadden  al eerder een telefoonverbinding via Zevenbergen.  In 1927 werden  bij P. van der Stee in de Schoolstraat, J. Snoeijs op Krauwelsgors   en in de cel van broeder portier in het Kapucijnenklooster, de eerste 3 toestellen geplaatst.  Al snel volgden  de plaatselijke middenstand, ambachtelijke bedrijven, een aantal  landbouwers ,  de instellingen, cafés en de veldwachter. In 1950 waren er 28 aansluitingen die tot 1957 handmatig werden doorverbonden door de hulppostkantoorhouder of,  zoals we op bijgaande foto zien, zijn vrouw, Henrica de Ridder-Schuurmans.  Het telefoonverkeer werd daarna geautomatiseerd. Gelukkig maar , want de postbode zou eens niet thuis zijn  of zijn vrouw  was de waslijn aan het volhangen!  Bovendien, de handcentrale was verre van volmaakt, van de bedienaar werd verwacht dat er niet werd meegeluisterd.  Na het overlijden van Jacobus de Ridder in 1973 werd  vaste postkantoor vervangen door een mobiel postkantoor. De brievenbus in de woning  Zuiddijk 47 is bewaard  een blijvende herinnering aan een onderdeel van het  pre-digitale tijdperk. Juli 2019